ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

3 Bedrijfsmanagement - 3RPBI - Onderdelen - Vennootschapsrecht/9
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: BM:Bedrijfsmanagement
Code: 30350
Academiejaar: 2010-2011
Type: kern
Niveau: gespecialiseerd
Programmajaar: 3
Periode binnen het modeltraject: Module 9
Aantal studiepunten: 3
Wegingscoëfficient: 3
Totaal aantal contacturen: 31
Totaal studietijd: 78
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Tijs Wenzel


 

KORTE OMSCHRIJVING

De cursist wordt ingewijd in het Belgische vennootschapsrecht en leert het Wetboek van Vennootschappen correct te hanteren. Hij/zij krijgt ondermeer inzicht in de verschillende classificaties van de vennootschapen, in de wijze waarop de diverse vennootschapstypes worden opgericht, in de wijze waarop hun organen zijn samengesteld en functioneren en in de wijze waarop zij ontbonden en vereffend worden. De cursist leert ook de Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen Wetboek correct te hanteren. Hij/zij krijgt inzicht in hoe vennootschappen en verenigingen zich van elkaar onderscheiden.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • JM101 Denk- en redeneervaardigheid
  • JM102 Verwerven en verwerken van informatie
  • JM104 Creativiteit
  • JM106 Het vermogen van communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
  • JM107 Ingesteldheid tot levenslang leren.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • JM209 Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën.
  • JM210 Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
  • JM211 Een brede interesse en openheid hebben naar andere culturen, kennis hebben van de actualiteit, de politiek alsook van het maatschappelijke en economische gebeuren
Beroepsspecifieke competenties
  • JM312 Voorstudie: hij kan gegevens verzamelen, vakliteratuur bijhouden, wetswijzigingen en evoluties in de rechtspraak opvolgen, een probleem analyseren, besluiten formuleren, vakgenoten en andere deskundigen consulteren.
  • JM313 Creatie: hij kan juridische informatie systematisch verzamelen, analyseren en interpreteren, een eigen vakbibliotheek aanleggen en bruikbaar houden
  • JM314 Advies- en informatieverstrekking: hij kan bedrijfsjuridische adviezen formuleren (aan personeel en directie) in zijn domein van tewerkstelling, hij is in staat om juridische teksten te synthetiseren en te vulgariseren, hij verleent advies buiten het bedrijf (aan klanten, overheid, andere bedrijven)
  • JM315 Productieve informatieverwerking: hij doet de verslaggeving en volgt ze op, hij verzorgt de redactie van diverse juridische documenten (o.a. contracten, procedurestukken, schadedossiers,...), hij neemt de behandeling en de begeleiding van procedures voor zijn rekening.
  • JM316 Controle: hij doet controle op de juiste interpretatie van wetgeving, rechtspraak en procedures, hij controleert het bestaan van nieuwe wetgeving en zorgt voor de verspreiding ervan,hij doet opvolging van contracten, termijnen
  • JM318 Research: hij neemt actief deel aan interne en externe vormingsactiviteiten in verband met zijn werk- en vakgebied, hij bestudeert de relevante vakliteratuur.
  • JM319 Accuratesse: hij kan de rechtsbronnen nauwkeurig interpreteren, zijn werk op een efficiënte en ordelijke wijze organiseren, ook onder tijdsdruk-, hij respecteert afspraken en termijnen, hij maakt een accuraat gebruik van de juridische terminologie
  • JM321 Kritische ingesteldheid: hij kan de feiten objectief weergeven, heeft relativeringsvermogen, hij controleert de argumenten van de tegenpartij steeds op hun juistheid en tracht ze te ontzenuwen
  • JM322 Beslissingsvermogen: hij kan een gemotiveerd standpunt omtrent een juridische vraag formuleren, hij neemt naargelang zijn verantwoordelijkheid zelf een beslissing of in overleg.
  • JM324 Dienstverlenende ingesteldheid / Klantgerichtheid: hij licht de klanten in omtrent hun rechten en plichten, de relevantie van de feiten en de te volgen procedure, naargelang het bedrijf is hij doorlopend ter beschikking van zijn superieuren, medewerkers en klanten voor advies en hulp.
  • JM325 Leergierigheid: hij beseft de noodzaak tot levenslang leren, hij heeft een nooit aflatende interesse voor de evoluties binnen het recht, hij heeft een brede maatschappelijke interesse die zich uit in het volgen van de actualiteit, parlementaire werkzaamheden en ethische kwesties.
  • JM326 Zelfstandigheid: hij kan zelfstandig juridische problemen analyseren en adviezen formuleren, hij heeft een zelfstandig tijdsbeheer dat niet noodzakelijk gebonden is aan de officiële werkuren, hij neemt initiatief in het doorgeven van relevante wijzigingen in wetgeving of rechtspraak aan betrokkenen.
  • JM327 Doorzettingsvermogen en probleemoplossend vermogen: hij kan kritiek verwerken, hij vindt een oplossing voor aanvankelijk ?hopeloze? zaken en complexe problemen, hij neemt niet de weg van de minste weerstand bij conflicten, hij kan werken onder tijdsdruk.
  • JM329 Resultaatgerichtheid: hij is altijd gericht op de oplossing van problemen of het vermijden van conflicten, hij maakt de juiste afweging tussen de opportuniteit van een proces of een compromis.
  • JM331 Aandacht voor competentieontplooiing: hij kan de vakliteratuur hanteren, hij blijft door constante studie op de hoogte van de evolutie van het recht.
  • JM332 Assertiviteit: hij kan een gemotiveerd standpunt verdedigen ?ook tegen superieuren-. Hij durft uit te komen voor zijn eigen mening.
  • JM334 Loyaliteit: hij is zich bewust van het vertrouwelijke karakter van de informatie waarover hij beschikt, hij respecteert en waardeert zijn medewerkers, hij geeft alleen opbouwende kritiek aan zijn medewerkers, hij gaat constructief om met zijn opposanten.
  • JM336 Juridische kennis: hij heeft de vereiste kennis van wetgeving, rechtsleer, rechtspraak van: staatsrecht, administratief recht, burgerlijk recht, strafrecht, gerechtelijk privaatrecht, handels-en economisch recht, sociaal recht, fiscaal recht, milieurecht. Afhankelijk van de gekozen afstudeerrichting beheerst hij grondige de juridische domeinen hieraan gerelateerd.
  • JM337 Financieel-economische kennis: hij heeft kennis van de micro- en macro-economie. Hij kan een balans en resultatenrekening opstellen en analyseren.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

De cursist moet de verworven kennis kunnen toepassen op complexe praktijksituaties. Hij/zij moet in staat zijn om een concreet vennootschapsrechtelijk probleem te analyseren en oplossingen te formuleren.


VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
geen
Andere begincompetenties
Beschikken over een grondige kennis van burgerlijk en handelsrecht.

LEERINHOUDEN

01. Wettelijke context

02. Vennootschap (begrip, categorieën, banden)

03. Betrokkenen (aandeelhouders bestuursorgaan, toezicht)

04. Effecten (aandelen, winstbewijzen, obligaties, warrants)

05. Oprichting (formaliteiten, handelingen voor oprichting, kapitaal, soorten inbreng, oprichtersaansprakelijkheid, nietigheid)

06. Bestuursorganen (rol, bevoegdheden, benoeming, tegenstrijdig belang, aansprakelijkheid)

07. Rapportering (jaarrekening, resultaatverwerking, jaarverslag).

08. Commissaris (opdracht, benoeming, aansprakelijkheid)

09. Algemene vergadering van aandeelhouders (rol, bevoegdheden, samenstelling)

10. Algemene vergadering van obligatiehouders

11. Herstructureringen (fusie, splitsing, inbreng van een algemeenheid, inbreng van een bedrijfstak)

12. Omzetting van een vennootschap

13. Ontbinding en vereffening van een vennootschap

14. Geschillenregeling (deskundigenonderzoek, uitsluiting, uittreding, vennootschapsvordering, minderheidsvordering)

15. Minder courante vennootschapsvormen (V.O.F., Comm.V., CVOA, Comm.VA, ESV en EESV, SE, SCE en LV)

16. Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (maatschap, tijdelijke handelsvennootschap, stille handelsvennootschap)

17. Verenigingen (vzw, ivzw, stichting)

 

 


STUDIEMATERIAAL
  • Wetboek van Vennootschappen aangevuld met Burgerlijk Wetboek en Wetboek van Koophandel

    Handboek J. VINCKE en R. SMITS, Vennootschapsrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2010, 220 p.


WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

21

 lesuren

  25,30

practicum en oefeningen:

7

 lesuren

  08,43

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

52

 klokuren

  62,65

Verdere toelichting:
  • Gedurende ieder hoorcollege worden de principes uitgelegd en wordt vervolgens aandacht besteed aan een concreet geval uit de praktijk ter illustratie van de principes.

    De cursisten kan gevraagd worden om een concrete casus schriftelijk voor te bereiden. Een bespreking volgt in een van de hoorcolleges daarna.


EVALUATIE

Eerste examenperiode

Schriftelijk examen.

Het examen bestaat uit enkele meerkeuzevragen op 5 punten gevolgd door drie open vragen op telkens 5 punten. De open vragen kunnen onderverdeeld worden in subvragen.

Het examen duurt drie uren.

 


tijd voor examinering
uren
3

%
 
 03,61

Tweede examenperiode

Idem eerste examenperiode.