ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Opvoeden, begeleiden en welzijn/1
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 10020
Academiejaar: 2010-2011
Type: kern
Niveau: inleidend
Programmajaar: 1
Periode binnen het modeltraject: Module 1
Aantal studiepunten: 4
Wegingscoëfficient: 4
Totaal aantal contacturen: 30
Totaal studietijd: 104
Deeltijds programma: deel 1 of 2
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Adriaensens Joke
Van Tongel Wim
Verbeek Mieke


 

KORTE OMSCHRIJVING

In het opleidingsonderdeel ‘Opvoeden, begeleiden en welzijn’ gaan we actief aan de slag met de begrippen ‘opvoeden en begeleiden’. Wat is dat, hoe wordt er erover gedacht, vroeger en nu, wat zijn de elementen in dit proces … We doen dit interactief, aan de hand van voorbeelden, oefeningen, beeldmateriaal, …

We verkennen ook het begrip ‘welzijn’ en hoe dit zijn vorm krijgt in Vlaanderen. Je leert de diensten kennen waarop iedereen met een welzijnsvraag beroep kan doen. Voorbeelden, casussen, … maken dit voor ons overzichtelijk.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • Het geven van inzicht in een globaal kader waarbinnen de leerinhouden van de verschillende opleidingsonderdelen van het eerste jaar te situeren en te begrijpen zijn. Hierbij wordt bovendien specifiek aandacht gegeven aan de samenhang tussen ‘opvoeden en begeleiden’ enerzijds en  ‘welzijn’ anderzijds.
    • Het kennis verwerven van en inzicht hebben in de belangrijkste terminologie binnen pedagogie en agologie, een aantal  theoretische kaders met betrekking tot het opvoeden en begeleiden, met als voornaamste het gezinspedagogisch kader van W. Hellinckx en het ondersteuningsmodel en het  kind- mens- en wereldbeeld dat de actuele kaders onderbouwt (met specifiek aandacht voor de betekenis van het internationaal verdrag van de rechten van het kind enerzijds en het burgerschapsparadigma anderzijds).
    • Het kennis verwerven over en inzicht hebben in de verschillende voorzieningen binnen de welzijnssector op de verschillende niveaus, met de focus op de nulde en eerste lijn (aandacht voor doelpubliek, aanbod op maat en interne werking). Het ‘beleidsaspect’ wordt beperkt, afhankelijk van de mate waarin dit verworven wordt in andere opleidingsonderdelen. 
    • Het kunnen herkennen, benoemen en beschrijven van (gewone) opvoedingssituaties, met aandacht voor klimaat, relatie en pedagogische middelen enerzijds en de samenhang van deze deelaspecten met elkaar, met het functioneren van het kind of de jongere en met de onderliggende visie anderzijds.

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
    geen
    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
    geen
    Andere begincompetenties
    • Eindtermen hoger secundair onderwijs
    • Gebruik van persoonlijk opgedane algemene kennis en ervaring

    LEERINHOUDEN
    • Dit opleidingsonderdeel geeft een algemene inleiding in het thema 'opvoeden, begeleiden en welzijn'.
    • Uitgangspunt is de vraag wat welzijn heeft te maken met (specifiek) opvoeden en specifiek begeleiden.
      • Hiervoor bespreken we eerst de vraag  'wat is welzijn en welvaart?' en  bouwen zo een basisvisie uit . Daarna bespreken we de wijze waarop onze samenleving haar welzijnsbeleid organiseert. 
      • We willen een antwoord kunnen geven op de vraag welke welzijnsbehoeften een ondersteunend antwoord kunnen vinden binnen het brede aanbod binnen de welzijnssector in de eerste plaats en in de sectoren die nauw samenhangen met de welzijnssector. Hiervoor  bespreken we aan de hand van concrete situaties het ruime aanbod van voorzieningen binnen de welzijnssector, met aandacht voor het gevoerde welzijnsbeleid, de knelpunten en nieuwe ontwikkelingen, de organisatie van de zorg en de verschillende welzijnsactoren (binnen  de gezinszorg,  het algemeen welzijn en de samenlevingsopbouw). We benoemen de essentie van de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand (deze komen in latere modules meer uitgebreid aan bod). We benoemen de raakpunten met andere sectoren (sociaal-cultureel werk, onderwijs, gezondheidszorg).
    • In een tweede deel willen we (binnen dit welzijnskader) komen tot een theoretische visie op opvoeden, waarbij we aandacht hebben voor de actualiteit van dit thema, gesitueerd met een aantal theoretische kaders en gedragen door een specifiek mens-en wereldbeeld. Dit theoretisch kader wil een basis zijn voor het nadenken over het methodisch handelen in opvoedingssituaties.
      • Uitgangspunt is de vraag 'wat is opvoeden?'. Uitgangspunt is de vaststelling dat het een thema is waar iedereen mee te maken heeft, via eigen ervaringen, via de media, via maatschappelijke discussies.
      • We komen tot een definitie over opvoeden en bespreken de historische en culturele bepaaldheid van het opvoedingsverschijnsel.
      • We stellen het analysekader van Hellinckx,W. en Ghesquière, P.  voor als kader voor de analyse van opvoedingssituaties en situering in de gezinscontext en leren hiermee werken. We bespreken beknopt een aantal andere theoretische modellen en de door hen aangebrachte concepten die nodig zijn om een beter inzicht te verwerven in de actuele praktijk van het opvoeden.
      • We plaatsen dit binnen de actuele ontwikkelingen in kind- mens- en wereldbeeld, met in het bijzonder aandacht voor het internationaal verdrag van de rechten van het kind en de consequenties hiervan voor het pedagogisch denken. Het veerkrachtmodel wordt besproken als eerste concrete vertaling.
      • We leren (binnen de oefengroep) het  opvoedingsklimaat  en de opvoedingsrelatie in gewone opvoedingssituaties benoemen en beschrijven en leren het (ortho)pedagogisch  handelen omschrijven  in haar verschillende componenten (zorg dragen, aandacht geven, helpen-leren en grenzen stellen). We maken hierbij gebruik van het methodiekmodel van Bruininks en het gezinspedagogisch kader van W. Hellinckx. Aan de hand van de steekkaart methodisch handelen leren we de samenhang herkennen tussen het methodisch handelen enerzijds en de visie en de kenmerken van de cliënt anderzijds.
      • Tenslotte wordt stilgestaan bij het verschil tussen opvoeden en specifiek opvoeden (en op theoretisch niveau tussen pedagogiek en orthopedagogiek).
    • In een derde deel willen we (binnen dit welzijnskader) komen tot een theoretische visie op begeleiden, waarbij we vertrekkend van een theoretische visie op agogisch handelen,  het ondersteuningsmodel willen bespreken als  theoretisch kader. Dit theoretisch kader wordt gedragen door het actuele mens- en wereldbeeld, meer bepaald het burgerschaps-paradigma (verbonden met concepten als empowerment, emancipatie en kwaliteit van leven).

    STUDIEMATERIAAL
    • Cursus 'Opvoeden, begeleiden en welzijn' (hoor- en werkcollege en oefengroepen).
    • Vogels, M. (2009). Regelgeving in het welzijnswerk. Tielt: Lannoo.

    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    21

     lesuren

      20,19

    practicum en oefeningen:

    7

     lesuren

      06,73

    vormen van groepsleren:

    0

     lesuren

      00,00

    studietijd buiten contacturen:

    74

     klokuren

      71,15

    Verdere toelichting:
    • Hoorcolleges: 2 lesuren/week
    • Werkcollege: 1 lesuur/week
    • Oefeninggroep: 1 lesuur/week 
    • Casusgestuurd werken.

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    Schriftelijk examen op 20 punten op leerinhouden van hoor- en werkcollege en oefengroep.
    tijd voor examinering
    uren
    2

    %
     
     01,92

    Tweede examenperiode
    Schriftelijk examen op 20 punten op leerinhouden van hoor- en werkcollege en oefengroep.