ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Ervaren, exploreren, communiceren (d1)/1
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 00001
Academiejaar: 2010-2011
Type: kernondersteunend
Niveau: inleidend
Programmajaar: 1
Periode binnen het modeltraject: Module 1
Aantal studiepunten: 5
Wegingscoëfficient: 5
Totaal aantal contacturen: 44
Totaal studietijd: 130
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Adams Carl
De Wit Veerle
Eraets Kristel
Moentjens Gwendy
Portael Veerle
Van Noten Pieter
Vanschel Myriam
Vrancken Jasper
Walravens Lieve


 

KORTE OMSCHRIJVING

De mens ontmoeten staat, in je werk als gespecialiseerd opvoeder-begeleider, centraal. Belangrijk hierin is de kwaliteit van je communicatie. Binnen dit veelkleurige en boeiende domein kan je zelf je eigen mogelijkheden ervaren en exploreren : verbaal en non-verbaal, sportief en creatief. Je leert meer specifiek over de elementen die deze kwaliteit mee bepalen of verstoren. Bijvoorbeeld bij misverstanden, in vergaderingen, bij het geven of krijgen van feedback, bij het samenwerken, bij het creëren van een creatieve en levende leeromgeving.  


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
    Beroepsspecifieke competenties

      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
      • De student kan culturele, sportieve, sociale, creatieve en/of ontspanningsactiviteiten aangaan als middel tot procesgericht leren. Hij/zij kan ook toepassingenbedenken of aanbieden binnen de eigen leersituaties en de eigen leeromgeving.
      • De student is in staat verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen veiligheid, voor de veiligheid van de medestudenten en voor het respecteren van materiaal en omgeving.
      • De student is in staat om door middel van lichaamstaal op respectvolle manier contact te nemen, grenzen aan te geven, zichzelf en zijn / haar emoties tot expressie te brengen, flexibele interacties aan te gaan, om te gaan met verschillen en tegenstellingen en het geleerde te integreren.
      • De student is bekwaam om het gebeuren met medestudenten en lectoren (of de leersituatie) als middel te gebruiken om zijn krachten optimaal te benutten en zijn leerproces aan te gaan. (handelen).
      • De student is in staat om feedback met betrekking tot zijn handelen te horen, te (h)erkennen en kritisch constructief te hanteren (evalueren).
      • De student kan digitaal tekst aanmaken via een tekstverwerkingsprogramma.
      • De student kan zelfstandig informatie opzoeken via internet, bibliotheek en cursusmateriaal en deze informatie verwerken.  
      • De student kan het begrip “circulaire communicatie” uitleggen. Hij/zij kan circulaire communicatie, en de effecten daarvan, in dagdagelijkse situaties waarnemen en benoemen.
      • De student begrijpt de axioma’s van Watzlawick en kan deze uitleggen.
      • De student kan de realiteit van de axioma’s in het handelen van zichzelf en van anderen waarnemen en benoemen.
      • De student kan deze axioma’s, en de betekenis hiervan, op een constructieve manier in zijn eigen handelen integreren.
      • De student krijgt aldus zicht op de betekenis en de draagwijdte van het begrip communicatie en de diverse onderdelen hierin.
      • De student kan fictieve en non-fictieve situaties ontleden en analyseren vanuit de aangereikte begrippenkaders met betrekking tot communiceren.
      • De student heeft zicht op de typische eigenschappen van, alsook de verschillen tussen verbale en non-verbale communicatie.
      • De student is zich bewust van de verschillende dragers van non-verbale communicatie en kan via zijn inzicht hierin deze non-verbale communicatie bewust en expressief in relatie brengen.
      • De student kan zijn eigen verbale en non-verbale communicatie, alsook de betekenis hiervan, waarnemen, benoemen en zo mogelijk optimaliseren.
      • De student kan verbale en non-verbale communicatie bij anderen waarnemen en benoemen.
      • De student kan zijn eigen beleving van de verbale en non-verbale communicatie van anderen benoemen.
      • De student kan weergeven wat de doelstellingen van een vergadering zijn.
      • De student heeft zicht op en inzicht in de verschillende vormen van vergaderen.
      • De student kan weergeven wat de taken zijn van de voorzitter, de notulist en van de andere deelnemers tijdens een vergadering.
      • De student kan deze taken tijdens een vergadering in zijn handelen integreren en tevens waarnemen in welke mate alle taken door de vergadering worden opgenomen.
      • De student kan weergeven hoe een vergadering georganiseerd wordt waarbij hij/zij zowel oog heeft voor de momenten voor, tijdens en na de vergadering.
      • de student begrijpt het verschil tussen opbouwende en afbrekende feedback.  De student kan de feedback in aangereikte situaties analyseren, benoemen en indien nodig constructiever herformuleren.
      • De student beheerst het hanteren van ik-boodschappen en begrijpt de zinvolheid hiervan.
      • De student kan video-opnames maken als observatiemiddel en voor andere praktische doelen

      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
      Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
      geen
      Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
      geen
      Andere begincompetenties
      Eindtermen hoger secundair onderwijs.
      Contact kunnen maken met zichzelf en de anderen.

      LEERINHOUDEN

      DEEL 1

      DE COMPONENTEN VAN DE COMMUNICATIE 
      1.1. DEFINITIE VAN FAUCONNIER
      1.2. VIRGINIA SATIR: CIRCULAIRE COMMUNICATIE
      1.3. COMPONENTEN VAN HET COMMUNICATIEPROCES
      1.3.1. DE ZENDER
      1.3.2. DE ONTVANGER
      1.3.3. DE BOODSCHAP
      1.3.4. CODEREN IN TEKENS EN SYMBOLEN
      1.3.5. HET KANAAL
      1.3.6. MEDIUM
      1.3.7. FEED-BACK
      1.3.8. RUIS (NOISE)
      1.4.  SOORTEN COMMUNICATIE
      1.4.1. NAARGELANG DE CODE
      1.4.2. NAARGELANG HET KANAAL
      1.4.3. NAARGELANG HET AANTAL DEELNEMERS
      1.4.4. NAARGELANG DE RICHTING
      1.4.5. INTERNE EN EXTERNE COMMUNICATIE
      1.4.6. FORMELE EN INFORMELE COMMUNICATIE
      1.5. HET JOHARI-VENSTER
      2. AXIOMA’S VAN DE COMMUNICATIETHEORIE
      2.1. EERSTE AXIOMA: COMMUNICEREN DOE JE ALTIJD
      2.2. TWEEDE AXIOMA: JE SPREEKT ALTIJD DUBBEL
      2.3. DERDE AXIOMA: ELK ZIJN WAARHEID
      2.4. VIERDE AXIOMA: MET WOORDEN OF ZONDER?
      2.5. VIJFDE AXIOMA: WIE HEEFT HET VOOR HET ZEGGEN?
      3.  VERBALE EN NON VERBALE COMMUNICATIE
      3.1. INLEIDING
      3.2. VERBALE (DIGITALE) COMMUNICATIE
      3.3. NON-VERBALE (ANALOGE) COMMUNICATIE 
      3.4. DE DRAGERS VAN NON-VERBALE INFORMATIE
      3.4.3. LICHAAMSBEWEGING
      3.4.4. GEZICHTSUITDRUKKING
      3.4.5. STEMTAAL
      3.4.6. AANRAKEN EN NABIJHEIDSGEDRAG
      3.4.7. RUIMTELIJKE ORIËNTATIE
      3.5. FUNCTIES VAN DE NON-VERBALE SIGNALEN
      3.5.1. AANVULLEN VAN EEN BOODSCHAP
      3.5.2. BENADRUKKEN VAN DE BOODSCHAP
      3.5.3. VERVANGEN VAN DE BOODSCHAP
      3.5.4. REGELEN VAN HET GESPREK
      3.5.5. TERUGKOPPELEN OF FEEDBACK GEVEN
      3.6. EIGENSCHAPPEN VAN DE NON-VERBALE COMMUNICATIE
      3.7. NON-VERBALE COMMUNICATIE BIJ KINDEREN
      4. OMGAAN MET FEEDBACK
      4.1. WAT IS FEEDBACK.
      4.1.1. SITUERING EN DEFINITIE
      4.1.2. OORZAKEN VAN FALENDE FEEDBACK
      4.1.2.1. de persoonlijkheid van de zender en de ontvanger
      4.1.2.2. de cultuur van de omgeving
      4.1.2.3. de manier waarop feedback gegeven wordt
      4.2. HET GEVEN VAN FEEDBACK.
      4.2.1. OPBOUWENDE EN AFBREKENDE FEEDBACK
      4.2.2. KENMERKEN VAN OPBOUWENDE EN AFBREKENDE FEEDBACK
      4.2.2.1. Actueel versus verleden
      4.2.2.2. Gedrag versus persoon
      4.2.2.3. Beschrijvend versus interpreterend
      4.2.2.4. Ik versus Ander
      4.2.2.5. Veranderbaar versus onveranderbaar gedrag.
      4.2.2.6. Het belang van de zender
      4.2.2.7. Gewenst versus niet gewenst
      4.3. FEEDBACK ONTVANGEN
      5. DE VERGADERING.
      5.1. OMSCHRIJVING
      5.2. INDELING VAN DE VERGADERING
      5.3. DE ASPECTEN VAN DE VERGADERING
      5.4. DE MODERATOR OF DE VOORZITTER
      5.5. DE DEELNEMERS
      5.6. STEMMING- EN BESLUITVORMING
      5.7. DE VERGADERING VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN (DE BESLUITVORMINGSVERGADERING)
      5.8. DE BRAINSTORMVERGADERING

      DEEL 2

      1.1 INLEIDING

      1.2 GROEPSPROCESSEN EN -PATRONEN, SOCIAAL-PSYCHOLOGISCH BENADERD.

      1.2.1 OMSCHRIJVING EN INDELING

      1.2.2 GROEPSPROCESSEN

      1.2.2.1 Input

      1.2.2.2 De groep; wetmatigheden en groepsprocessen

      1.2.2.3 Output; groepscohesie en groepspatronen

      1.2.2.4 De goed functionerende groep

       

      Binnen manuele expressie, lichaamsexpressie en sport en spel wordt (re)creatief agogisch gewerkt rond volgende thema's:
      1. het maken van contact
      2. de leefwereld van zichzelf en anderen erkennen
      3. werken rond ruimte en grenzen
      4. werken rond expressie van emoties
      5. werken rond fantasie
      6. werken met videocamera
      7. creatief samenwerken in groep
      8. creatieve, expressieve en sportieve activiteiten ontwikkelen voor specifieke leeftijd en doelgroep


      STUDIEMATERIAAL

      Carl Adams, Greet Demesmaeker, Karen Desloovere, Veerle De wit, Kristel Eraets,  Gwendy Moentjens,  Veerle Portael, Myriam Vanschel, Wim Van Tongel, Lieve Walravens … (2009-2010)

       

      Cursus voor Module 1, 2 en 3,  2009, Universitas, Antwerpen  

      Deel A : Communicatie  

      Deel B : Verbindingstekst E rvaren, Exploreren en Communiceren

      Deel C : Lichaamsexpressie

      Deel D : Sport en Spel

      Deel E : Manuele expressie en video 

       

       

       

       

       

       


      WERKVORMEN
      Soort werkvorm uren  

      %

      hoor- en werkcolleges:

      7

       lesuren

        05,38

      practicum en oefeningen:

      35

       lesuren

        26,92

      vormen van groepsleren:

      0

       lesuren

        00,00

      studietijd buiten contacturen:

      86

       klokuren

        66,15

      Verdere toelichting:
      • Hoor- en werkcolleges
      • Practicum en oefeningen
      • Groepsleren

      EVALUATIE

      Eerste examenperiode
      • Ten aanzien van expressieve en recreatieve vaardigheden:
        • video-opdrachten : 2 /20 
        • permanente evaluatie : 4 /20 
        • toepassingstaak : 4/20
      • Ten aanzien van communicatieve vaardigheden:
        • schriftelijk examen met kennis-, toepassings- en inzichtsvragen: 10/20

      tijd voor examinering
      uren
      2

      %
       
       01,54

      Tweede examenperiode
      • Ten aanzien van expressieve en recreatieve vaardigheden:
        • videotaak : 2 /20  (deze punten worden behouden vanuit de eerste examenperiode)                  
        • toepassingstaak : 4/20                                                                          
        • de punten van permanent evaluatie worden vanuit de eerste examenperiode behouden voor de tweede examenperiode : 4/20
      • Ten aanzien van communicatieve vaardigheden:
        • schriftelijk examen met kennis-, toepassings- en inzichtsvragen (10/20)
      • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.

       

       

      1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Mens in ontwikkeling (d1)/1
        

      O.O. heeft componenten: Neen
      Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
      Code: 00053
      Academiejaar: 2010-2011
      Type: kernondersteunend
      Niveau: inleidend
      Programmajaar: 1
      Periode binnen het modeltraject: Module 1
      Aantal studiepunten: 5
      Wegingscoëfficient: 5
      Totaal aantal contacturen: 44
      Totaal studietijd: 130
      Deeltijds programma: deel 1
      Examencontract: mogelijk
      Deliberatie: mogelijk
      Vrijstelling of overdracht: mogelijk
      Onderwijstaal: Nederlands
      Lector(en): Franck Jo
      Mallentjer Maite
      Moentjens Gwendy
      Van Tongel Wim
      Vandersteene Tom
      Walravens Lieve


       

      KORTE OMSCHRIJVING

      Opvoeders-begeleiders komen in contact met cliënten in alle levensfasen.  Je hebt dan ook een grondige kennis nodig van de menselijke ontwikkeling op biologisch, psychologisch en sociaal gebied.  Binnen het opleidingsonderdeel “mens in ontwikkeling” maak je kennis met deze ontwikkelingsdomeinen.  We vertrekken hiervoor vanuit de algemene psychologie, de ontwikkelingspsychologie en de menselijke erfelijkheidsleer.  In de oefengroepen en werkcolleges pas je deze kennis toe in concrete situaties.  Je leert diverse ontwikkelingsaspecten observeren en hierover rapporteren.


      COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
       Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

      Algemene competenties

      • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
      • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
      • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
      • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
      • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
      • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
      • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
      • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
      Algemene beroepsgerichte competenties
      • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
      • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
      Beroepsspecifieke competenties

        SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
        • De student kan vanuit de theoretische kaders, wetenschappelijke kennis en inleefsituaties de menselijke ontwikkeling beschrijven.
        • De student kan vanuit aangeboden leersituaties binnen een gewone context de lichamelijke, motorische, teken-, perceptuele, seksuele, sociaal-emotionele, cognitieve, taal- en spelontwikkeling en functionering van personen in hun omgeving omschrijven.
        • De student kan op een methodische wijze het functioneren van individuele personen in hun omgeving observeren en hierover zowel schriftelijk als mondeling rapporteren.
        • De student kan functioneel ICT-mogelijkheden hanteren, meer bepaald Windows en Word.
        • De student kan onder begeleiding informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en interpreteren.
        • De student kan informatie uit diverse bronnen samenbrengen en ernaar verwijzen.
        • De student kan een theoretisch kader toepassen op een concrete casus (opdracht WC).

        VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
        Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
        geen
        Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
        geen
        Andere begincompetenties
        Eindtermen hoger secundair onderwijs
        LEERINHOUDEN
        • Ontwikkelingsfasen en -opgaven a.h.v. verschillende modellen en psychologische vraagstellingen (o.m. Erikson, behavioristische leertheorie, psychodynamische theorie en humanistische psychologie)
        • Uitdiepen van verschillende ontwikkelingsgebieden, en dit met oog voor verschillende leeftijdsspecifieke opgaven.
        • Observeren/Rapporteren i.v.m. de verschillende ontwikkelingsgebieden

        STUDIEMATERIAAL
        • Cursusmateriaal (tekst en slides)
        • (Internet)bronnen
        • Rigter, J. (2008). Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho.
        • De Bil, P. (2008). Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren. Soest: Nelissen.
        • Struyven, K., Baeten, M., Kyndt, E., & Sierens, E. (2009). Groot worden, de ontwikkeling van baby tot adolescent. Tielt: Lannoo. 

        WERKVORMEN
        Soort werkvorm uren  

        %

        hoor- en werkcolleges:

        35

         lesuren

          26,92

        practicum en oefeningen:

        7

         lesuren

          05,38

        vormen van groepsleren:

        0

         lesuren

          00,00

        studietijd buiten contacturen:

        86

         klokuren

          66,15

        Verdere toelichting:
        • Hoor- en werkcolleges
        • Practicum en oefeningen

        EVALUATIE

        Eerste examenperiode
        • HC (12 punten) : Schriftelijke assessment
        • WC (4 punten) : (zie startdocument)
          • Individuele opdracht in verband met theorie van Erikson (4 p)
          • Studenten die bij deze opdracht de voorwaarden m.b.t. privacy zoals weergegeven in het startdocument niet in acht nemen, verliezen 1 punt op het resultaat van het levensboek
        • OG (4 punten) : (zie startdocument)
          • Een examenvraag m.b.t. theorie 'observeren'

        tijd voor examinering
        uren
        2

        %
         
         01,54

        Tweede examenperiode
        • HC (12 punten) : Schriftelijke assessment
        • WC (4 punten) : in overleg met de lector van het WC brengt de student, die het levensboek opnieuw wil doen in de tweede examenperiode, een herwerkte versie van het levensboek mee naar het schriftelijk examen 'Mens in ontwikkeling (d1)'.
        • OG (4 punten) : Een examenvraag m.b.t. theorie 'observeren'

         

         

         

        1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Opvoeden, begeleiden en welzijn/1
          

        O.O. heeft componenten: Neen
        Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
        Code: 10020
        Academiejaar: 2010-2011
        Type: kern
        Niveau: inleidend
        Programmajaar: 1
        Periode binnen het modeltraject: Module 1
        Aantal studiepunten: 4
        Wegingscoëfficient: 4
        Totaal aantal contacturen: 30
        Totaal studietijd: 104
        Deeltijds programma: deel 1 of 2
        Examencontract: mogelijk
        Deliberatie: mogelijk
        Vrijstelling of overdracht: mogelijk
        Onderwijstaal: Nederlands
        Lector(en): Adriaensens Joke
        Van Tongel Wim
        Verbeek Mieke


         

        KORTE OMSCHRIJVING

        In het opleidingsonderdeel ‘Opvoeden, begeleiden en welzijn’ gaan we actief aan de slag met de begrippen ‘opvoeden en begeleiden’. Wat is dat, hoe wordt er erover gedacht, vroeger en nu, wat zijn de elementen in dit proces … We doen dit interactief, aan de hand van voorbeelden, oefeningen, beeldmateriaal, …

        We verkennen ook het begrip ‘welzijn’ en hoe dit zijn vorm krijgt in Vlaanderen. Je leert de diensten kennen waarop iedereen met een welzijnsvraag beroep kan doen. Voorbeelden, casussen, … maken dit voor ons overzichtelijk.


        COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
         Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

        Algemene competenties

        • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
        • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
        • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
        • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
        • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
        Algemene beroepsgerichte competenties
        • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
        Beroepsspecifieke competenties

          SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
          • Het geven van inzicht in een globaal kader waarbinnen de leerinhouden van de verschillende opleidingsonderdelen van het eerste jaar te situeren en te begrijpen zijn. Hierbij wordt bovendien specifiek aandacht gegeven aan de samenhang tussen ‘opvoeden en begeleiden’ enerzijds en  ‘welzijn’ anderzijds.
          • Het kennis verwerven van en inzicht hebben in de belangrijkste terminologie binnen pedagogie en agologie, een aantal  theoretische kaders met betrekking tot het opvoeden en begeleiden, met als voornaamste het gezinspedagogisch kader van W. Hellinckx en het ondersteuningsmodel en het  kind- mens- en wereldbeeld dat de actuele kaders onderbouwt (met specifiek aandacht voor de betekenis van het internationaal verdrag van de rechten van het kind enerzijds en het burgerschapsparadigma anderzijds).
          • Het kennis verwerven over en inzicht hebben in de verschillende voorzieningen binnen de welzijnssector op de verschillende niveaus, met de focus op de nulde en eerste lijn (aandacht voor doelpubliek, aanbod op maat en interne werking). Het ‘beleidsaspect’ wordt beperkt, afhankelijk van de mate waarin dit verworven wordt in andere opleidingsonderdelen. 
          • Het kunnen herkennen, benoemen en beschrijven van (gewone) opvoedingssituaties, met aandacht voor klimaat, relatie en pedagogische middelen enerzijds en de samenhang van deze deelaspecten met elkaar, met het functioneren van het kind of de jongere en met de onderliggende visie anderzijds.

          VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
          Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
          geen
          Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
          geen
          Andere begincompetenties
          • Eindtermen hoger secundair onderwijs
          • Gebruik van persoonlijk opgedane algemene kennis en ervaring

          LEERINHOUDEN
          • Dit opleidingsonderdeel geeft een algemene inleiding in het thema 'opvoeden, begeleiden en welzijn'.
          • Uitgangspunt is de vraag wat welzijn heeft te maken met (specifiek) opvoeden en specifiek begeleiden.
            • Hiervoor bespreken we eerst de vraag  'wat is welzijn en welvaart?' en  bouwen zo een basisvisie uit . Daarna bespreken we de wijze waarop onze samenleving haar welzijnsbeleid organiseert. 
            • We willen een antwoord kunnen geven op de vraag welke welzijnsbehoeften een ondersteunend antwoord kunnen vinden binnen het brede aanbod binnen de welzijnssector in de eerste plaats en in de sectoren die nauw samenhangen met de welzijnssector. Hiervoor  bespreken we aan de hand van concrete situaties het ruime aanbod van voorzieningen binnen de welzijnssector, met aandacht voor het gevoerde welzijnsbeleid, de knelpunten en nieuwe ontwikkelingen, de organisatie van de zorg en de verschillende welzijnsactoren (binnen  de gezinszorg,  het algemeen welzijn en de samenlevingsopbouw). We benoemen de essentie van de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand (deze komen in latere modules meer uitgebreid aan bod). We benoemen de raakpunten met andere sectoren (sociaal-cultureel werk, onderwijs, gezondheidszorg).
          • In een tweede deel willen we (binnen dit welzijnskader) komen tot een theoretische visie op opvoeden, waarbij we aandacht hebben voor de actualiteit van dit thema, gesitueerd met een aantal theoretische kaders en gedragen door een specifiek mens-en wereldbeeld. Dit theoretisch kader wil een basis zijn voor het nadenken over het methodisch handelen in opvoedingssituaties.
            • Uitgangspunt is de vraag 'wat is opvoeden?'. Uitgangspunt is de vaststelling dat het een thema is waar iedereen mee te maken heeft, via eigen ervaringen, via de media, via maatschappelijke discussies.
            • We komen tot een definitie over opvoeden en bespreken de historische en culturele bepaaldheid van het opvoedingsverschijnsel.
            • We stellen het analysekader van Hellinckx,W. en Ghesquière, P.  voor als kader voor de analyse van opvoedingssituaties en situering in de gezinscontext en leren hiermee werken. We bespreken beknopt een aantal andere theoretische modellen en de door hen aangebrachte concepten die nodig zijn om een beter inzicht te verwerven in de actuele praktijk van het opvoeden.
            • We plaatsen dit binnen de actuele ontwikkelingen in kind- mens- en wereldbeeld, met in het bijzonder aandacht voor het internationaal verdrag van de rechten van het kind en de consequenties hiervan voor het pedagogisch denken. Het veerkrachtmodel wordt besproken als eerste concrete vertaling.
            • We leren (binnen de oefengroep) het  opvoedingsklimaat  en de opvoedingsrelatie in gewone opvoedingssituaties benoemen en beschrijven en leren het (ortho)pedagogisch  handelen omschrijven  in haar verschillende componenten (zorg dragen, aandacht geven, helpen-leren en grenzen stellen). We maken hierbij gebruik van het methodiekmodel van Bruininks en het gezinspedagogisch kader van W. Hellinckx. Aan de hand van de steekkaart methodisch handelen leren we de samenhang herkennen tussen het methodisch handelen enerzijds en de visie en de kenmerken van de cliënt anderzijds.
            • Tenslotte wordt stilgestaan bij het verschil tussen opvoeden en specifiek opvoeden (en op theoretisch niveau tussen pedagogiek en orthopedagogiek).
          • In een derde deel willen we (binnen dit welzijnskader) komen tot een theoretische visie op begeleiden, waarbij we vertrekkend van een theoretische visie op agogisch handelen,  het ondersteuningsmodel willen bespreken als  theoretisch kader. Dit theoretisch kader wordt gedragen door het actuele mens- en wereldbeeld, meer bepaald het burgerschaps-paradigma (verbonden met concepten als empowerment, emancipatie en kwaliteit van leven).

          STUDIEMATERIAAL
          • Cursus 'Opvoeden, begeleiden en welzijn' (hoor- en werkcollege en oefengroepen).
          • Vogels, M. (2009). Regelgeving in het welzijnswerk. Tielt: Lannoo.

          WERKVORMEN
          Soort werkvorm uren  

          %

          hoor- en werkcolleges:

          21

           lesuren

            20,19

          practicum en oefeningen:

          7

           lesuren

            06,73

          vormen van groepsleren:

          0

           lesuren

            00,00

          studietijd buiten contacturen:

          74

           klokuren

            71,15

          Verdere toelichting:
          • Hoorcolleges: 2 lesuren/week
          • Werkcollege: 1 lesuur/week
          • Oefeninggroep: 1 lesuur/week 
          • Casusgestuurd werken.

          EVALUATIE

          Eerste examenperiode
          Schriftelijk examen op 20 punten op leerinhouden van hoor- en werkcollege en oefengroep.
          tijd voor examinering
          uren
          2

          %
           
           01,92

          Tweede examenperiode
          Schriftelijk examen op 20 punten op leerinhouden van hoor- en werkcollege en oefengroep.

           

           

          1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Ervaren, exploreren, communiceren (d2)/2
            

          O.O. heeft componenten: Neen
          Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
          Code: 00057
          Academiejaar: 2010-2011
          Type: kernondersteunend
          Niveau: inleidend
          Programmajaar: 1
          Periode binnen het modeltraject: Module 2
          Aantal studiepunten: 3
          Wegingscoëfficient: 3
          Totaal aantal contacturen: 28
          Totaal studietijd: 78
          Deeltijds programma: deel 1
          Examencontract: mogelijk
          Deliberatie: mogelijk
          Vrijstelling of overdracht: mogelijk
          Onderwijstaal: Nederlands
          Lector(en): Adams Carl
          De Wit Veerle
          Eraets Kristel
          Moentjens Gwendy
          Portael Veerle
          Vanschel Myriam
          Walravens Lieve


           

          KORTE OMSCHRIJVING

          De groep is een wereld op zich waarbinnen vanalles leeft, waarbinnen eigen invloeden, normen en patronen evolueren. Hoe kan je daar inzicht in krijgen? Door specifieke groepsoefeningen ervaar je en exploreer je verschillende vormen van communicatie, relatiewijzen en rollen. Zo kan je jezelf veelzijdig ontplooien: in taakgerichte vergaderingen of creatieve expressie, in sportieve activiteiten of teambuilding: als deelnemer of als (bege-)leider. Ook op meer specifieke persoonsgerichte of technische vlakken kan je je in de expressievakken ontplooien. Elk domein binnen expressie nodigt je op heel eigen wijze uit, daagt je uit om het proces aan te gaan.


          COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
           Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

          Algemene competenties

          • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
          • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
          • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
          • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
          • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
          • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
          • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
          Algemene beroepsgerichte competenties
          • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
          • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
          Beroepsspecifieke competenties
          • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
          • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

          SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
          • De student kan culturele, sportieve, sociale, creatieve en / of ontspanningsactiviteiten aangaan als middel tot procesgericht leren. Hij / zij kan eveneens toepassingen bedenken of aanbieden binnen de eigen leersituaties en de eigen leeromgeving.
          • De student is in staat verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen veiligheid, voor de veiligheid van medestudenten en voor het respecteren van materiaal en omgeving.
          • De student is in staat om door middel van lichaamstaal op respectvolle manier contact te nemen, grenzen aan te geven, zichzelf en zijn emoties tot expressie te brengen, flexibele interacties aan te gaan, om te gaan met verschillen en tegenstellingen en het geleerde te integreren in het dagelijks leven.
          • De student is bekwaam om :        
            • Het gebeuren met medestudenten en lectoren (of de leersituatie), als middel te gebruiken om zijn krachten optimaal te benutten en zijn leerproces aan te gaan (handelen).
            • Het effect van zijn handelen op andere personen binnen de leersituatie waar te nemen en te communiceren.  
            • Het effect van zijn identiteit en zijn context op zijn handelen waar te nemen en te communiceren.  
            • Feedback met betrekking tot zijn handelen te horen, te (h)erkennen en kritisch constructief te hanteren (evalueren).
          • De student kan op een adequate manier feedback geven en krijgen, in een 1-1-relatie en in groep:   
            • De student heeft zicht op de oorzaken van falende feedback.  
            • De student kent de verschillende aspecten die meespelen in opbouwende en afbrekende feedback.   
            • De student is van hieruit in staat om op een opbouwende manier feedback te formuleren.  
            • De student is in staat om feedback te ontvangen en kan navraag doen om de ontvangen.
            • De student is in staat om in functie van de situatie en de persoon feedback te optimaliseren.
          • De student kan weergeven wat de taken zijn van de voorzitter, de notulist en van de andere deelnemers tijdens een vergadering.
          • De student kan deze taken tijdens een vergadering in zijn handelen integreren en tevens waarnemen in welke mate alle taken door de vergadering worden opgenomen.
          • De student kan een vergadering praktisch organiseren en gebruik maken van methodieken om een vergadering te optimaliseren.
          • De student kan kritisch reflecteren over zijn eigen handelen en het handelen van anderen in het kader van de vergadering.
          • De student heeft inzicht in groepsprocessen en -patronen en kan deze inzichten hanteren in een bestaande groep.
          • De student heeft inzicht in de ontwikkeling van groepscohesie en het ontstaan van groepspatronen en kan  deze inzichten hanteren in een bestaande groep.
          • De student heeft inzicht in rollenpatronen, machts- en invloedsstucturen en kan deze inzichten hanteren in een bestaande groep.
          • De student is bekwaam om groepsprocessen en -patronen in een groep te herkennen, te observeren en hierover te rapporteren:  
            • De student heeft zicht op groepsdoelen en individuele motivaties in een groep. 
            • De student heeft zicht op de groepscohesie, groepsnormen, rolstructuren, machtsstructuren en communicatiestructuren.
          • De student kan digitaal tekst aanmaken via een tekstverwerkingsprogramma.
          • De student kan zelfstandig informatie opzoeken via internet, bibliotheek en cursusmateriaal en deze informatie verwerken, met correcte bronverwijzingen.

          VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
          Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

          geen


          Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
          ‘Ervaren, exploreren en communiceren’ (d1)
          Andere begincompetenties
          geen
          LEERINHOUDEN

          1. binnen MANUELE EXPRESSIE, LICHAAMSEXPRESSIE, SPORT EN SPEL wordt ortho(ped)agogisch gewerkt rond volgende thema's :

          • specifieke basiskennis voor elk domein van 'expressie': technisch en methodisch
          • het maken van contact, veiligheid en vertrouwen 
          • de leefwereld van zichzelf en anderen verkennen en erkennen 
          • werken rond ruimte en grenzen
          • werken rond expressie van emoties
          • werken rond fantasie en improvisatie
          • creativiteit in actie en interactie
          • creatief samenwerken in groep
          • creatieve en sportieve activiteiten ontwikkelen voor specifieke leeftijd en doelgroep

          2.  binnen COMMUNICATIE  wordt specifiek gewerkt rond volgende thema's:

          • GROEPSPROCESSEN EN -PATRONEN, SOCIAAL-PSYCHOLOGISCH BENADERD
            • aandrijvende krachten binnen groep
            • richtinggevende invloeden binnen groep
            • basistendenties binnen groep
            • groepscohesie: de positieve en negatieve cirkelgang inzake groepscohesie
            • groepsnormen binnen groep
            • rollenpatronen binnen groep
            • communicatiestructuur binnen groepen
            • machts-of invloedstructuur binnen groep
          • DE VERGADERING

          STUDIEMATERIAAL
          • Plantijn-syllabus "Ervaren, Exploreren en Communiceren" . Antwerpen: Universitas.    _              Carl Adams,  Greet Demesmaeker, Karen Desloovere, Veerle De Wit, Kristel Eraets, Gwendy Moentjens, Veerle Portael, Myriam Vanschel, Wim Van Tongel, Lieve Walravens ... 
            • deel A : Communicatie
            • deel B : Verbindingstekst Ervaren Exploreren en Communiceren
            • deel C : Manuele expressie en video
            • deel D : Lichaamsexpressie
            • deel E : Sport en Spel

          WERKVORMEN
          Soort werkvorm uren  

          %

          hoor- en werkcolleges:

          0

           lesuren

            00,00

          practicum en oefeningen:

          28

           lesuren

            35,90

          vormen van groepsleren:

          0

           lesuren

            00,00

          studietijd buiten contacturen:

          50

           klokuren

            64,10

          Verdere toelichting:
          • Practicum en oefeningen : individueel en in groep

          EVALUATIE

          Eerste examenperiode
          • Deel A Communicatie :
            • Permanente evaluatie op 2/20 punten.
              • Permanente evaluatie tijdens de lessen: positieve aawezigheid in de les, participatie tijdens de les, houding van de student: correct kunnen omgaan met medestudenten, kunnen samenwerken in groep, correct gebruik kunnen maken van materialen,  duidelijke evolutie in "individueel communicatieproces", feedback van lector en medestudenten hanteren in het optimaliseren van het eigen leerproces  / Permanente evaluatie via taken: de student is in staat om de taken correct uit te voeren en in te leveren op de afgesproken data. 
            • Groepspunt van maximum 4/20 punten (op basis van een groepsverslag) 
              • Dit groepsverslag bevat alle verslagen van de vergaderingen tijdens de oefengroep en het opzet van de groepsactiviteit ter bevordering van de groepscohesie in een fictieve groep. Dit groepspunt zal individueel gecorrigeerd worden bij ongewettigde afwezigheid.
            • Individueel punt van maximum 6/20 punten (op basis van een theoretisch reflectieverslag over de groepsprocessen in de eigen vergadergroep en het eigen aandeel daarin).
          • Deel C, D, E : (re)Creatieve en expressieve activiteiten
            • Permanente evaluatie t.a.v. leerinhouden mbt expressieve, sportieve en recreatieve vaardigheden: 4/20 punten.
            • Toepassingstaak : specifiek voor de expressievorm van deze module : 4/20 punten.
          • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

          tijd voor examinering
          uren
          0

          %
           
           00,00

          Tweede examenperiode
          • Voor deel A : Communicatie :
            • De punten die behaald zijn in de eerste examenperiode voor de permanente evaluatie blijven behouden voor de helft van de punten. Voor de andere helft worden vervangopdrachten voorzien: 
            • 1 vervangopdracht op 1 punt
            • 1 herwerkt individueel reflectieverslag op 6 punten op basis van de feedback die gegeven is door de oefengroepbegeleider.
            • Groepspunt van maximum 4 punten (met eventuele individuele correctie bij ongewettigde afwezigheid) blijft behouden
          • Voor deel C, D en E : expressievakken : 
            • De punten die behaald zijn in de eerste examenperiode voor de permanente evaluatie blijven behouden voor de helft van de punten. Voor de andere helft worden vervangopdrachten voorzien:
            • 1 vervangopdracht voor de permanente evaluatie: op 2 punten.  
            • Nieuwe toepassingstaak voor identieke expressievorm als 1ste zit : 4/20 punten
          • Voor alle delen kan bij de schriftelijke rapportage tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.
          • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.  

           

           

          1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Mens in ontwikkeling (d2)/2
            

          O.O. heeft componenten: Neen
          Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
          Code: 00054
          Academiejaar: 2010-2011
          Type: kernondersteunend
          Niveau: inleidend
          Programmajaar: 1
          Periode binnen het modeltraject: Module 2
          Aantal studiepunten: 4
          Wegingscoëfficient: 4
          Totaal aantal contacturen: 44
          Totaal studietijd: 104
          Deeltijds programma: deel 1
          Examencontract: mogelijk
          Deliberatie: mogelijk
          Vrijstelling of overdracht: mogelijk
          Onderwijstaal: Nederlands
          Lector(en): De Wit Veerle
          Franck Jo
          Mallentjer Maite
          Moentjens Gwendy
          Portael Veerle
          Van Tongel Wim
          Walravens Lieve


           

          KORTE OMSCHRIJVING

          Opvoeders-begeleiders komen in contact met cliënten in alle levensfasen.  Je hebt dan ook een grondige kennis nodig van de menselijke ontwikkeling op biologisch, psychologisch en sociaal gebied.  Binnen het opleidingsonderdeel “mens in ontwikkeling” maak je kennis met deze ontwikkelingsdomeinen.We vertrekken hiervoor vanuit de algemene psychologie, de ontwikkelingspsychologie en de menselijke erfelijkheidsleer.  In de oefengroepen en werkcolleges pas je deze kennis toe in concrete situaties.  Je leert diverse ontwikkelingsaspecten observeren en hierover rapporteren.


          COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
           Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

          Algemene competenties

          • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
          • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
          • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
          • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
          • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
          • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
          • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
          Algemene beroepsgerichte competenties
          • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
          • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
          Beroepsspecifieke competenties
          • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.

          SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
          • De student kan vanuit de theoretische kaders, wetenschappelijke kennis en inleefsituaties de menselijke ontwikkeling beschrijven.
          • De student kan genetische afwijkingen beschrijven en verklaren.
          • De student kan vanuit aangeboden leersituaties binnen een gewone context de lichamelijke, motorische, teken-, perceptuele, seksuele, sociaal-emotionele, cognitieve, taal- en spelontwikkeling en functionering van personen in hun omgeving omschrijven.
          • De student kan op een methodische wijze het functioneren van individuele personen in hun omgeving observeren en hierover zowel schriftelijk als mondeling rapporteren.
          • De student kan functioneel ICT-mogelijkheden hanteren, meer bepaald Windows, Word, internet en e-mail.
          • De student kan onder begeleiding informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en interpreteren.
          • De student kan informatie uit diverse bronnen samenbrengen en ernaar verwijzen.
          • De student kan een theoretisch kader toepassen op een concrete casus (opdracht WC)

          VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
          Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
          geen
          Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

          Mens in ontwikkeling (d1)


          Andere begincompetenties
          Eindtermen hoger secundair onderwijs
          LEERINHOUDEN
          • Ontwikkeling vanuit de menselijke erfelijkheidsleer
          • Ontwikkelingsfasen en -opgaven a.h.v. verschillende modellen en psychologische vraagstellingen (o.m. systeemdenken)
          • Observeren/Rapporteren i.v.m. de verschillende ontwikkelingsgebieden

          STUDIEMATERIAAL
            • Cursusmateriaal
            • (Internet)bronnen
            • Blackboard
            • De Bil, P. (2008). Observeren, rapporteren en interpreteren. Soest: Nelissen.
            • Struyven, K., Baeten, M., Kyndt, E., & Sierens, E. (2009). Groot worden, de ontwikkeling van baby tot adolescent. Tielt: Lannoo.

          WERKVORMEN
          Soort werkvorm uren  

          %

          hoor- en werkcolleges:

          35

           lesuren

            34,31

          practicum en oefeningen:

          7

           lesuren

            06,86

          vormen van groepsleren:

          0

           lesuren

            00,00

          studietijd buiten contacturen:

          58

           klokuren

            56,86

          Verdere toelichting:
          • Hoor- en werkcolleges
          • Practicum en Oefeningen

          EVALUATIE

          Eerste examenperiode
          • HC: Schriftelijk assessment (12 p)
          • WC : Individuele toepassingsopdracht (zie startdocument) (4p)
          • OG:
            • Assessmentopdracht uitschrijven van een rapport in week 7 (zie startdocument) (3p)
            • Assessment i.v.m. operationaliseren tijdens het schriftelijk examen van 'Mens in ontwikkeling (d2)' . (1p)
          • Voor het assessment tijdens de lesweek geldt enkel een officieel attest om een afwezigheid te wettigen. Voor gewettigd afwezigen wordt één inhaalmoment voorzien
          • Voor de individuele schriftelijke toepassingsopdracht kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

           




          tijd voor examinering
          uren
          2

          %
           
           01,96

          Tweede examenperiode
          • HC : Schriftelijk assessment (12 p)
          • WC : in overleg met de lector van het WC brengt de student, die de toepassingsopdracht opnieuw wil doen in de tweede examenperiode, een herwerkte versie van de toepassingsopdracht mee naar het schriftelijk examen 'Mens in ontwikkeling (d2)' (4 p)
          • OG:
            •  behoud van de punten behaald op de opdracht 'schrijven van een observatierapport' tijdens de eerste examenperiode (3p)
            • assessment i.v.m. operationaliseren tijdens het schriftelijk examen van 'Mens in ontwikkeling (d2)' . (1p)

           

           

          1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Personen met een handicap/2
            

          O.O. heeft componenten: Neen
          Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
          Code: 1OM07
          Academiejaar: 2010-2011
          Type: kern
          Niveau: inleidend
          Programmajaar: 1
          Periode binnen het modeltraject: Module 2
          Aantal studiepunten: 4
          Wegingscoëfficient: 4
          Totaal aantal contacturen: 44
          Totaal studietijd: 104
          Deeltijds programma: deel 1 of 2
          Examencontract: mogelijk
          Deliberatie: mogelijk
          Vrijstelling of overdracht: mogelijk
          Onderwijstaal: Nederlands
          Lector(en): Adriaensens Joke
          Demesmaeker Greet
          Desloovere Karen
          Van Heden Anki
          Van Tongel Wim
          Verreyken Sarah


           

          KORTE OMSCHRIJVING

          In dit opleidingsonderdeel belichten we algemene en categoriale voorzieningen en diensten die werken met personen met een handicap. We maken nader kennis met personen met een handicap vanuit een biopsychosociaal model. We gebruiken hiervoor de ICF. In de hoorcolleges behandelen we de lichamelijke functies,anatomische eigenschappen en etiologie. In de werkcolleges bespreken we de invloed op activiteiten (communicatie, leren, mobiliteit,...) en participatie aan de samenleving. We houden hierbij ook rekening met externe factoren (bijv. beschikbaarheid hulpmiddelen, toegankelijkheid gebouwen,...)  en persoonlijke factoren (bijv. beleving). Verder besteden we in de werkcolleges ook aandacht aan de gespecialiseerd opvoeder-begeleider, werkzaam in deze sector. In de oefengroep gaan we deze kennis integreren in de wijze waarop we personen met een handicap ondersteunen. 


          COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
           Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

          Algemene competenties

          • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
          • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
          • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
          • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
          • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
          • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
          • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
          Algemene beroepsgerichte competenties
          • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
          Beroepsspecifieke competenties
          • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
          • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
          • OM318 Ondersteunt en ontwikkelt netwerken van de cliënt. Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem. Brengt verbindingen tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt / het cliëntsysteem leeft en werkt.

          SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
          • Het begrip 'handicap' kaderen in een sociaal-maatschappelijke dimensie of context, ook mondiaal met aandacht voor de kwaliteit van het bestaan.
          • De functies en anatomische eigenschappen van een lichamelijke stoornis kunnen herkennen en beschrijven.
          • De factoren die kunnen leiden tot een handicap, opsommen en beschrijven.
          • De invloed van een stoornis (lichamelijk functioneren) of een beperking (op vlak van activiteiten) of een handicap (op vlak van participatie) op de ontwikkeling van de persoon herkennen, beschrijven en verbinden met  (voor)kennis over de menselijke ontwikkeling.
          • Inzien dat functioneringsproblemen een samenspel zijn van individuele factoren en factoren in de samenleving.
          • Inlevend rapporteren over de functionele en emotionele betekenis van het hebben van een handicap voor een persoon en zijn omgeving (ouders, broers/zussen...).
          • (ortho)agogische middelen en methoden die vaak in de praktijk worden gebruikt, herkennen en beschrijven.
          • De organisatie en de werking van een voorziening of dienstverlening voor personen met een handicap beschrijven. 
          • De functie en taak beschrijven van de opvoeder-begeleider in hulpverleningsvoorzieningen voor deze personen.
          • Zelfstandig op zoek gaan naar informatie over de verschillende mogelijkheden in Vlaanderen wat betreft wonen, werken, leren, leven.
          • Zelfstandig en kritisch informatie opzoeken over bovenvermelde onderwerpen via verschillende kanalen en deze informatie overzichtelijk en kernachtig schriftelijk en mondeling rapporteren binnen de leersituatie.
          • Groeien in omgaan met diversiteit: het groeiproces doormaken naar een vertrouwdheid met deze personen met al hun deelidentiteiten, met de daarbij aansluitende attitude van openheid en acceptatie.     
          • Opgedane kennis integreren in ons handelen ter ondersteuning van de persoon met een handicap. 

          VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
          Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
          geen
          Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
          geen
          Andere begincompetenties
          • Denk- en redeneervaardigheid.
          • Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden,begeleiden en welzijn en Mens in Ontwikkeling).
          • Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennis-ontwikkeling (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden, begeleiden en welzijn).
            • Analyseert voor hem/haar  nieuwe niet eerder behandeld probleem
            • Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen
            • Genereert een creatieve oplossing
            • Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden
          • Internationale gerichtheid  (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden, begeleiden en welzijn)
            • Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen.
          • Oplossingsgericht werken (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden,begeleiden en welzijn en Mens in Ontwikkeling).
            • Maakt een onderscheid tussen  hoofdzaken, bijzaken, bepaalt eerst hoofdlijnen en detailleert later.
          • Informatie verwerven en verwerken.
            • Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma’s,…
          • Beschikt over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen, en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken  (aansluitend bij OO Opvoeden, begeleiden en welzijn, Ervaren exploreren en communiceren d1).
            • Verduidelijkt en schrijft meningen, ideeën en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer.

          LEERINHOUDEN
          • Dit opleidingsonderdeel behandelt personen met een handicap, zowel kinderen, volwassenen en bejaarden, en/in hun omgeving.
          • We bespreken de volgende overheidsorganen en hun opdracht: het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB).
          • We gaan na welke dienstverlening er bestaat om ondersteuning te bieden aan personen met een handicap binnen de verschillende leefdomeinen.
          • We maken eerst kennis met personen met een mentale handicap omdat zij een omvangrijke doelgroep uitmaken van de hulpverleningssector waarmee opvoeders-begeleiders aan het werk kunnen gaan.
          • We staan stil bij personen met een fysieke handicap, met name personen met een motorische handicap en personen met een niet-aangeboren hersenletsel. We benaderen hierbij ook die groep van kinderen die geconfronteerd worden met een chronische ziekte.
          • We geven aandacht aan de personen met een auditieve handicap en visuele handicap.
          • We sluiten af met een overzicht van de personen met een meervoudige handicap.
          • Alvorens meer te weten te komen over de hulpverlening en het maatschappelijk en hulpverleningsbeleid zowel in België als in een internationale en interculturele  context (zie 2° en 3° jaar ), starten we in deze module met het verkennen van functioneringsproblemen bij de persoon met een handicap: de functies en anatomische eigenschappen bij een lichamelijke stoornis, de invloed op activiteiten en participatie, de invloed van externe en persoonlijke factoren.
          • We bespreken de oorzakelijke factoren bij een aangeboren of verworven beperking. 
          • We verdiepen ons in de beleving van het hebben van de handicap door de persoon zelf en door zijn omgeving vooral binnen onze Westerse cultuur in ons land. Hier en daar kijken we al wat verder de wereld in (internationale context). 
          • We blijven ook uitvoerig stilstaan bij de invloed ervan op de totale ontwikkeling van de persoon (vooral van het betreffende kind).  
          • Deze gegevens bieden ons steun bij het op zoek gaan naar de vraagstelling die deze personen uitzenden naar ons, hulpverleners, binnen de verschillende levensdomeinen waarin we hen kunnen ontmoeten.   
          • Vanuit deze vraagstelling leiden we de vaak gebruikte (hulp)middelen en methoden af bij de hulpverlening, ingebed in een totaal begeleidingsklimaat.
          • We leren een voorziening van binnenuit kennen waarin we kennis maken met de rol van de opvoeder-begeleider 
          • We beschrijven het methodisch handelen rekening houdend met de eigenheid van de persoon (met een handicap).

          STUDIEMATERIAAL
          • Cursus Personen met een handicap en notities lessen 
          • Boek geschreven door een ervaringsdeskundige
          • Persoonlijke notities bij gastcollege en bij de voorbereiding mondiaal aspect van handicap

          WERKVORMEN
          Soort werkvorm uren  

          %

          hoor- en werkcolleges:

          28

           lesuren

            26,92

          practicum en oefeningen:

          14

           lesuren

            13,46

          vormen van groepsleren:

          0

           lesuren

            00,00

          studietijd buiten contacturen:

          60

           klokuren

            57,69

          Verdere toelichting:
          • Hoorcolleges met beeldmateriaal en met ervaringsdeskundige als gastspreker.
          • Werkcolleges met integratie van opzoek- en leesopdrachten en met actieve werkvormen en participatie. Gastcollege van gespecialiseerde opvoeder-begeleider uit de sector.
          • Oefengroepen die casusgestuurd zijn met ervaringsuitwisseling vanuit studiebezoeken. Zelfstudie.
          • Studiebezoek en rapportage.
          • Literatuuropdracht en opzoekopdrachten.

          EVALUATIE

          Eerste examenperiode
          • Aansluitend bij de HC's en WC's:
            • Een schriftelijk examen  met insluitend een vraag over de literatuuropdracht, handicap mondiaal (eigen notities) en/of het gastcollege. Totaal op 15 van de 20 punten. 
          • Aansluitend bij de OG: 
            • Een individueel schriftelijk rapport over het studiebezoek met een persoonlijk verwerkingsverslag. Individuele score op 3 van de 20 punten. Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. 
            • I.v.m. methodisch handelen: permanente evaluatie op 2 van de 20 punten.

                                                 

           

                                                                                                                      


          tijd voor examinering
          uren
          2

          %
           
           01,92

          Tweede examenperiode
          • Een schriftelijk examen
            • M.b.t. de leerinhouden van de hoor- en werkcolleges (insluitend een vraag over de literatuuropdracht en /of handicap mondiaal): op 15 van de 20 punten.
            • M.b.t. de leerinhouden van de oefengroep (methodisch handelen): op 2 van de 20 punten. 
          • In de tweede examenperiode worden de punten van het rapport studiebezoek met het persoonlijk verwerkingsverslag overgenomen vanuit de eerste examenperiode (op 3 van de 20 punten)

           

           

           

           

          1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Specifiek opvoeden & begeleiden (d1)/2
            

          O.O. heeft componenten: Neen
          Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
          Code: 00058
          Academiejaar: 2010-2011
          Type: kern
          Niveau: inleidend
          Programmajaar: 1
          Periode binnen het modeltraject: Module 2
          Aantal studiepunten: 3
          Wegingscoëfficient: 3
          Totaal aantal contacturen: 16
          Totaal studietijd: 78
          Deeltijds programma: deel 1 of 2
          Examencontract: mogelijk
          Deliberatie: mogelijk
          Vrijstelling of overdracht: mogelijk
          Onderwijstaal: Nederlands
          Lector(en): Adams Carl
          Schraepen Beno
          Verreyken Sarah


           

          KORTE OMSCHRIJVING

          Hoe komt het dat personen met beperkingen nog steeds niet op een volwaardige manier kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven? Dat velen onder hen nog een geïsoleerd leven leiden? Binnen dit opleidingsonderdeel gaan we op zoek naar welke visies de beeldvorming en dus ook de hulpverlening domineren. Hoe zijn die visies ontstaan en waar vinden we ze terug in het dagelijkse leven? Welke aspecten uit die diverse visies zijn waardevol en welke visie is momenteel actueel en zal in de toekomst mee de organisatie van de hulpverlening en de beeldvorming van de hulpverlener beïnvloeden?


          COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
           Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

          Algemene competenties

          • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
          • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
          • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
          • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
          Algemene beroepsgerichte competenties
          • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
          • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
          Beroepsspecifieke competenties

            SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
            • Inzien dat je visie op mensen en zorg bepaald wordt door maatschappelijke en culturele evoluties
            • De historische en culturele evolutie kunnen kunnen weergeven van de zorg voor personen met een beperking, armen, jongeren en delinquenten.
            • Dit kunnen uitleggen en aantonen met voorbeelden uit de orthopedagogische zorg vandaag.
            • Verschillende begrippen, personen en thema's binnen deze historische en culturele evolutie kunnen situeren en verklaren.
            • De impact hiervan kunnen aantonen op de orthopedagogische zorg vandaag.
            • De verschillende mensvisies of basishoudingen i.v.m. personen met een beperking kunnen geven, uitleggen en illustreren met eigen voorbeelden.
            • Het verband tussen deze mensvisies en hun historische en culturele bepaaldheid kunnen aantonen.
            • Kunnen omschrijven, inzien en illustreren welke mensvisies jezelf als opvoeder/begeleider dient na te streven en dit kunnen vertalen naar eigen handelen.
            • Dit alles kunnen linken aan de verschillende doelgroepen binnen de zorg.
            • De weg van segregatie naar inclusie kunnen uitleggen en illustreren.
            • Inclusie kunnen bekijken vanuit verschillende levensdomeinen: maatschappelijk, onderwijs, tewerkstelling, vrijetijdsbesteding en woonomgeving, met aandacht voor de verschillende niveaus (beleid, organisatie, samenleving )
            • Hier voorbeelden van kunnen geven.  

            VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
            Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
            geen
            Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
            geen
            Andere begincompetenties
            Eindtermen hoger secundair onderwijs
            LEERINHOUDEN
            • Hoorcolleges: beeldvorming t.a.v. iedereen die wordt uitgesloten is het uitgangspunt:
              • Welke beeldvorming vinden we terug in onze maatschappij, bij onzelf? Hoe komt dat?
              • Vanuit welke beeldvorming vertrekt een gespecialiseerd opvoeder-begeleider?
            • Volgende onderwerpen en thema's komen aan bod:
              • Zorg en beeldvorming van de prehistorie, over de oudheid en de middeleeuwen tot nieuwe en nieuwste tijd en het eugenitisch alarm tot heden.
              • Welke maatschappelijke factoren spelen een rol in welke periode en bepalen zo de beeldvorming en dus ook de zorg voor armen en bedelaars, delinquenten, personen met een diverse handicaps?
              • Wat is de invloed van economie, cultuur, religie en wetenschap op de beeldvorming en hoe evolueert dit? 
              • Wat zijn cruciale momenten en wie zijn de baanbrekers in de ontwikkeling van de zorg en wat is hun bijdrage?
            • Werkcolleges: inclusie als visie, sociale uitsluiting, inclusief onderwijs, inclusieve tewerkstelling, inclusieve woonomgeving  en inclusieve vrije tijd.

            STUDIEMATERIAAL
            • 'Over narren, kreupelen, doven en blinden', Ben Wuyts, 2008, Davidsfonds Leuven (copie van boek)
            • aangevuld met een syllabus samengesteld uit artikels en slides, richt- en toetsvragen
            • voorbereidende opdracht wordt besproken in de werkcolleges: info linken aan leerinhouden, taak wordt uitgevoerd in groep of individueel, dient als voorbereiding op het examen

            WERKVORMEN
            Soort werkvorm uren  

            %

            hoor- en werkcolleges:

            14

             lesuren

              17,95

            practicum en oefeningen:

            0

             lesuren

              00,00

            vormen van groepsleren:

            0

             lesuren

              00,00

            studietijd buiten contacturen:

            62

             klokuren

              79,49

            Verdere toelichting:
            • 1 hoorcollege per week
            • 1 werkcollege per week
            • voor beide :
              • ondersteuning van studenten via blackboard platform: online discussieforum, toetsvragen  en studietips
              • aanmoedigen van coöperatief leren door te werken met toetsvragen en begeleide zelfstudie 

             


            EVALUATIE

            Eerste examenperiode

            Schriftelijk examen met open vragen:

            • toetsing via kennis en inzichtsvragen opgesteld volgens het principe kennis, inzicht, toepassen
            • evaluatie van de opdracht via examenvragen
            • puntenindeling wordt vooraf vastgelegd

            tijd voor examinering
            uren
            2

            %
             
             02,56

            Tweede examenperiode

            Schriftelijk examen met open vragen:

            • toetsing via kennis en inzichtsvragen opgesteld volgens het principe kennis, inzicht, toepassen
            • geen evaluatie van de opdracht meer
            • puntenindeling wordt vooraf vastgelegd

             

             

            1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Ervaren, exploreren, communiceren (d3)/3
              

            O.O. heeft componenten: Neen
            Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
            Code: 1OM09
            Academiejaar: 2010-2011
            Type: kernondersteunend
            Niveau: inleidend
            Programmajaar: 1
            Periode binnen het modeltraject: Module 3
            Aantal studiepunten: 3
            Wegingscoëfficient: 3
            Totaal aantal contacturen: 30
            Totaal studietijd: 78
            Deeltijds programma: deel 1 of 2
            Examencontract: mogelijk
            Deliberatie: mogelijk
            Vrijstelling of overdracht: mogelijk
            Onderwijstaal: Nederlands
            Lector(en): Adams Carl
            De Wit Veerle
            Desloovere Karen
            Eraets Kristel
            Portael Veerle
            Van Tongel Wim
            Vanschel Myriam
            Walravens Lieve


             

            KORTE OMSCHRIJVING

            Waarover gaat échte communicatie? Die vraag gaat niet alleen over contact maken. Vanuit jouw perspectief gaat het over écht gehoord worden in wat je voelt en tot expressie brengt. Gericht op de ander vraagt het de kunst van actief luisteren en het kunnen omgaan met conflicten en emoties op een respectvolle, erkennende manier. Ook in creatieve of sportieve activiteiten in een groep, wordt er zoveel meer ‘gezegd’ dan de woorden die gesproken worden: het is een tocht van levend leren over jezelf, over de ander, over alles wat beweegt tussen jullie … of wat kleur en vorm krijgt in expressie.

             


            COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
             Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

            Algemene competenties

            • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
            • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
            • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
            • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
            • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
            • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
            Algemene beroepsgerichte competenties
              Beroepsspecifieke competenties

                SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
                • De student weet wat met 'actief luisteren' bedoeld wordt en leert ook effectief 'actief luisteren'.  De student kan dit toepassen in de verschillende soorten groepen.
                • De student beseft het belang van actief luisteren voor zijn toekomstige actieterrein.
                • De student heeft zicht op de betekenis en het belang van het samenwerkingsmodel en het diagnose-receptmodel voor de hulpverlening.
                • De student heeft kennis van verschillende luistermethodieken.
                • De student kan een actief luisterende houding aannemen en ziet hier ook de zinvolheid van in .
                • In de actief luisterende houding kan de student gebruik maken van diverse methodieken die passen binnen een actief-luisterende houding.
                • De student is in staat om kritisch te reflecteren over zijn eigen luisterhouding en die van anderen. 
                • de student is in staat in onverdeelde aandacht contact te hebben met de medestudent : in lichaamshouding, lichaamstaal en in direct lichaamscontact
                • de student kent de verschillende conflicthanteringsstijlen en kan deze ook toepassen.  Men kan een conflict herkennen en hiermee op adequate wijze omgaan.
                • De student kan het begrip 'conflict' definiëren, alsook mogelijke symptomen benoemen die meespelen bij het ontstaan van een conflict.
                • De student heeft zicht op zijn eigen conflictstijl.
                • De student is in staat grenzen bij zichzelf en bij de medestudent non-verbaal te hanteren binnen de context.
                • De student kan richtlijnen en aandachtspunten formuleren met betrekking tot het omgaan met conflicten.
                • De student kan een conflict benoemen.  
                • De student kan kritisch reflecteren over zijn eigen conflictstijl en die van anderen.
                • De student kan, zo nodig, aandachtspunten en richtlijnen met betrekking tot het omgaan met conflicten in zijn eigen handelen integreren.
                • De student is in staat om bij conflicten zijn eigen aandeel te zien, het conflict niet uit de weg te gaan en heeft de bereidheid in conflictsituaties er handelend mee om te gaan.
                • De student erkent het belang van emoties binnen de communicatie.  Hij herkent de verschillende basisemoties en kan hier mee omgaan.
                • De student heeft zicht op hoe hij/zij zijn emoties uit en is in staat om zonodig te optimaliseren. 
                • De student kan gevoelens die anderen uiten (h)erkennen en benoemen.
                • De student is in staat een non-verbale dialoog aan  te gaan met een medestudent op een erkennende, expressieve en creatieve manier.
                • De student kan richtlijnen en aandachtspunten formuleren om als mens, maar ook als hulpverlener om te gaan met zijn eigen emoties en emoties van anderen.
                • De student kan deze richtlijnen en aandachtspunten, zo nodig, ook in zijn eigen handelen integreren.De student is in staat het effect van zijn/haar non-verbale communicatie in te schatten en ortho-agogisch te hanteren binnen de schoolcontext.
                • De student is bekwaam om de oefeningen van manuele, muzikale en lichaamsexpressie als middel te gebruiken om zijn krachten optimaal te benutten en zijn leerproces aan te gaan.  
                • De student is in staat oefeningen uit te werken rond lichaamsbewustzijn, lichaamscontact, zelfvertrouwen, vertrouwen, grenzen en tegenkrachten, samenwerking binnen een sessie lichaamsexpressie, voorbereid in het kader van de stappen van het CREATIE-model.
                • De student is bekwaam om het effect van zijn handelen op anderen personen binnen de leersituatie waar te nemen en te communiceren.
                • De student is bekwaam feedback met betrekking tot zijn handelen te horen,
                • De student is in staat de integratie van de geleerde vaardigheden en de toepassing van de inzichten in zijn/haar (dagdagelijks) leven te herkennen

                VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

                geen


                Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
                ‘ervaren, exploreren en communiceren’ deel 1 en deel 2
                Andere begincompetenties
                geen
                LEERINHOUDEN
                  • Binnen communicatie wordt specifiek gewerkt rond:
                    • actief luisteren,
                    • conflicthantering
                    • omgaan met emoties
                  • Binnen manuele expressie, lichaamsexpressie en sport en spel wordt specifiek gewerkt rond:
                    • Specifieke basiskennis voor elk domein van ‘expressie’: technisch en methodisch

                En de thema’s:

                    • Contact, vertrouwen, veiligheid
                    • De leefwereld van zichzelf en anderen erkennen
                    • Werken rond ruimte en grenzen
                    • Werken rond expressie van emoties
                    • Werken rond fantasie
                    • Werken met video-camera
                    • Creatief samenwerken in groep
                    • Creatieve, expressieve en sportieve activiteiten ontwikkelen voor specifieke leeftijd en doelgroep

                STUDIEMATERIAAL
                • Plantijn-syllabus "Ervaren, Exploreren en Communiceren", Antwerpen: Universitas - Carl Adams , Greet Demesmaeker, Karen Desloovere, Veerle De Wit, Kristel Eraerts, Gwendy Moentjens, Veerle  Portael, Myriam Vanschel, Wim Van Tongel Wim en Lieve Walravens (2009 - 2010) 
                  • deel A: Communicatie
                  • deel B: Verbindingstekst Ervaren, Exploreren en communiceren
                  • deel C: Lichaamsexpressie
                  • deel D: Sport en Spel
                  • deel E: Manuele Expressie en Video

                             


                WERKVORMEN
                Soort werkvorm uren  

                %

                hoor- en werkcolleges:

                0

                 lesuren

                  00,00

                practicum en oefeningen:

                28

                 lesuren

                  35,90

                vormen van groepsleren:

                0

                 lesuren

                  00,00

                studietijd buiten contacturen:

                48

                 klokuren

                  61,54

                Verdere toelichting:
                • Opdrachten uitvoeren in oefengroepen.
                • Bij expressieve en recreatieve vaardigheden staat levend leren centraal: we leren van onszelf, van elkaar en van de thema's die we samen exploreren.

                EVALUATIE

                Eerste examenperiode
                • Schriftelijk examen (leerinhouden actief luisteren, omgaan met emoties en conflicthantering): 7/20
                • 5/20 punten op een opdracht die door de student moet uitgevoerd worden tijdens de oefengroep op het einde van de module. Bij afwezigheid van de student tijdens deze opdracht, zal de student enkel bij een gewettigde afwezigheid een vervangopdracht krijgen.  De student is zelf verantwoordelijk voor het ophalen van deze vervangopdracht binnen de week na de gewettigde afwezigheid. Na afhalen krijgt de student nog één week om deze vervangtaak in te leveren.  
                • Permanente evaluatie t.a.v. leerinhouden m.b.t. expressieve en recreatieve vaardigheden: 4/20
                • Toepassingsopdracht : specifiek voor de expressievorm van deze module, toegepast op de doelgroep ‘jeugdhulpverlening en maatschappelijk kwetsbare groepen’ : 4/20
                • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

                 


                tijd voor examinering
                uren
                2

                %
                 
                 02,56

                Tweede examenperiode
                • Schriftelijk examen t.a.v. leerinhouden m.b.t. actief luisteren, omgaan met emoties en conflicthantering: 7/20
                • 5/20 punten op een opdracht die door de student moet uitgevoerd worden tijdens de examenperiode.  Er is geen voorbereidingstijd voorzien op dat moment.
                • Nieuwe toepassingsopdracht : identieke expressievorm als tijdens de eerste examenperiode: 4/20 . De student is verantwoordelijk voor het ophalen van deze opdracht.
                • De punten die behaald zijn in de eerste examenperiode voor de permanente evaluatie blijven behouden voor  de leerinhouden m.b.t. expressieve en recreatieve vaardigheden.
                • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.
                • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

                 

                 

                1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Samenleving en recht (d1)/3
                  

                O.O. heeft componenten: Neen
                Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
                Code: 00055
                Academiejaar: 2010-2011
                Type: kernondersteunend
                Niveau: inleidend
                Programmajaar: 1
                Periode binnen het modeltraject: Module 3
                Aantal studiepunten: 4
                Wegingscoëfficient: 4
                Totaal aantal contacturen: 44
                Totaal studietijd: 104
                Deeltijds programma: deel 1 of 2
                Examencontract: mogelijk
                Deliberatie: mogelijk
                Vrijstelling of overdracht: mogelijk
                Onderwijstaal: Nederlands
                Lector(en): De Jonghe Ingrid
                Hicketick Anja
                Welters Lien


                 

                KORTE OMSCHRIJVING

                Deel Recht

                De bronnen van het recht worden besproken met heel wat concrete toepassingen. Daarna gaan we dieper in op een aantal belangrijke thema's binnen het burgerlijk recht. Deze onderwerpen zijn gelinkt aan de toekomstige werkomgeving van de opvoeder-begeleider en gaan over de juridische persoon, ouderlijk gezag, (on)bekwaamheid, en de persoon en zijn gezin waarbij huwelijk, echtscheiding en andere samenlevingsvormen aan bod komen. Naast een toelichting en verduidelijking van de bestaande wetgeving worden korte documentairefragmentjes getoond die naast het bekijken en bespreken van actuele krantenartikels en wetenschappelijk, juridische bijdragen zullen leiden tot een kritische reflecteringsattitude van de toekomstige opvoeder-begeleider die hierdoor eveneens in staat wordt gesteld om in de juridische omschrijving z'n weg te vinden in het belang van de vraagstelling van  toekomstige cliënt(en) en de verschilende leden van het  concrete werkveld.

                Deel Sociologie:

                Het gaat hier om een een inleiding aan in het sociologisch denken. In de eerste plaats worden enkele belangrijke sociologische basisbegrippen verduidelijkt (waarden, normen, cultuur, socialisatie, deviant gedrag, ...). Verder wordt er stilgestaan bij belangrijke sociologische theoriën. Op die manier krijgt de student meer inzicht in de sociale realiteit. De basisbegrippen en theorieën geven de student meer inzicht in het eigen gedrag en in het gedrag van de andere. Het handelen van de persoon is immers sterk sociaal bepaald.
                Dit sociologisch denkkader is cruciaal als je met mensen werkt, en zeker voor toekomstige orthopedagogen.




                COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
                 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

                Algemene competenties

                • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
                • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
                • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
                • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
                • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
                • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
                Algemene beroepsgerichte competenties
                • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
                • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
                • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
                Beroepsspecifieke competenties
                • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
                • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

                SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
                •  De student is in staat om de bijdrage van een bachelor orthopedagogie in samenwerking met andere disciplines te profileren en te legitimeren.
                • De student kan binnen het team adequaat omgaan met informatie.

                INLEIDING IN DE SOCIOLOGIE.

                • De student kan actuele informatie verwerken en sociologisch duiden. De student ziet dat de sociale werkelijkheid zoals ze naar voor komt in de media niet altijd overeenkomt met de sociologische realiteit. De student kan deze actuele informatie toepassen vanuit thema's uit de cursus en daarover kritisch reflecteren.
                • De student kan omschrijven wat sociologie is.
                • De student kent de basisbegrippen en denkkaders van de sociologie en kan ze illustreren met eigen voorbeelden (vanuit zijn/haar leefwereld en/of in verband brengen met de welzijns/opvoedingspraktijk).
                • De student kan aantonen dat het handelen van mensen (hij/zijzelf en anderen) sterk sociaal bepaald is.
                • De student kan de eigen sociale positie en sociale invloeden op eigen en andermans handelen op een kritische manier doorlichten.
                • De student kan zijn informatie kaderen binnen een ruimere context

                INLEIDING IN HET RECHT

                • De student heeft een basiskennis van de grondslagen en structuren van het in België geldend recht.
                • De student heeft kennis en inzicht in de historische achtergronden, in de basisbeginselen en in de filosofische grondslagen van het recht.
                • De student bezit een juridische basiskennis inzake materies die verband houden met de opleiding orthopedagogie.
                • De student is de juridische taal machtig en kan juridische begrippen juist definiëren.
                • De student begrijpt de onderlinge verhouding en de belangrijkheid van de rechtsbronnen.
                • De student kan werken met juridisch teksten en bronnen, en kan juridische informatie opsporen.
                • De student kan methodisch en zelfstandig werken.
                • De student heeft de vaardigheid om juridisch-theoretische kennis toe te passen op praktische gevallen.
                • De student wordt aangetoond op welke manier hij/zij in zijn of haar later beroep een juridisch advies kan geven.
                • Kritische attitude van de student ten aanzien van de basisconcepten en -theorieën van het recht, tevens bereidheid tot reflectie over de maatschappelijke en economische implicaties van de rechtsnormen.

                 


                VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

                Geen


                Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
                Geen
                Andere begincompetenties

                Eindtermen hoger secundair onderwijs.


                LEERINHOUDEN

                INLEIDING IN DE SOCIOLOGIE

                • Inleiding (wat is sociologie; sociologie tegenover anderen gedragswetenschappen; verscheiden sociologische onderzoeksthema's; ontstaan van de sociologie)
                • Cultuur en culturele verscheidenheid (waarden, normen, verwachtingen; voertuigen van cultuur; dominante cultuur, subcultuur, tegencultuur, jeugdcultuur als voorbeeld/uitbreiding)
                • De wereld is een schouwtoneel (sociale positie; sociale rol; sociale status; rolattributen en statussymbolen)
                • Socialisatie en sociale controle (definitie en functies socialisatie; primaire, secundaire en tertiaire socialisatie; klassen- en geslachtsspecifieke socialisatie); sociale controle; macht en gezag) Sociale stratificatie, sociale ongelijkheid, maatschappelijke kwetsbaarheid (jeugdcriminaliteit en kansarmoede) en sociale mobiliteit
                • Deviant gedrag (definitie; relativiteit; deviantie en criminaliteit; sociologische verklaringen voor deviant gedrag; sociale gevolgen van deviantie)
                • Sociale verandering (definitie; secularisatie; individualisering; globalisering; de theorie van de sociale hervormingsbeweging)
                • Paradigma's in de sociologie
                   

                 INLEIDING IN HET RECHT

                • De bronnen van het recht / De wet-de gewoonte-de rechtspraak-de rechtsleer-de billijkheid 
                • Personenrecht/bestaan van de persoon-persoonlijkheidsrechten-nationaliteit-dwangopneming van geesteszieken-rechtsonbekwamen-minderjarigen-onbekwame en beschermde meederjarigen. Verdere uitdieping van enkele hoofdstukken van het burgerlijk recht die tijdens het academiejaar in de publieke belangstelling kwamen
                • Familierecht/ Verticale familierecht-oorspronkelijke en adoptieve afstamming-afgesplitste afstamming- verwantschap-aanverwantschap-onderhoudsrecht-gezag en contact- horizontaal familierecht-huwelijk-wettelijke en feitelijke samenwoning.
                • De student weet een feitelijk probleem te kwalificeren als een juridische vraagstelling.   Hij/zij kan juridische teksten (wetgeving, rechtspraak en rechtsleer) begrijpelijk lezen.

                 


                STUDIEMATERIAAL

                Deel Sociologie:

                • Cursus 'Samenleving en recht. Deel: Sociologie' (Deze syllabus vormt het uitgangspunt en wordt uiteengezet tijdens de hoorcolleges).
                • Tijdens de lessen worden verder ook voorbeelden, teksten, opdrachten, toepassingen en uitdiepingen gegeven en vormen ook te kennen leerstof.

                Deel Recht:

                • Syllabus met actuele, uitgekozen krantenartikels en juridisch, wetenschappelijke bijdragen.

                WERKVORMEN
                Soort werkvorm uren  

                %

                hoor- en werkcolleges:

                42

                 lesuren

                  39,62

                practicum en oefeningen:

                0

                 lesuren

                  00,00

                vormen van groepsleren:

                0

                 lesuren

                  00,00

                studietijd buiten contacturen:

                62

                 klokuren

                  58,49

                Verdere toelichting:

                In de hoorcolleges komen de theoretische kaders aan bod.

                De werkcolleges zorgen voor een verdieping of een concretisering van de aangeboden theoretische kaders. Aan de hand van actuele artikels en actuele documentairefragmenten betreffende de themata. Bij de werkcolleges verwacht de docent een actieve ingesteldheid, een voorbereiding die erin bestaat dat de aangeduide teksten voor het werkcollege gelezen zijn om zo beter in staat te zijn een kritische reflectie te maken tijdens de discussie in plenum.


                EVALUATIE

                Eerste examenperiode
                • Een schriftelijk examen op 20 punten (10 punten voor 'recht' en 10 punten voor 'sociologie') waarbij  de theorie, de artikels en geziene documentaires als een geïntegreerd geheel getoetst worden.

                 


                tijd voor examinering
                uren
                2

                %
                 
                 01,89

                Tweede examenperiode
                • Een schriftelijk examen op 20 punten (10 punten voor 'recht' en 10 punten voor 'sociologie') waarbij  de theorie, de artikels en geziene documentaires als een geïntegreerd geheel getoetst worden.

                 

                 

                1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Jeugdhulpverl., maatsch. kwetsb. groep/3
                  

                O.O. heeft componenten: Neen
                Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
                Code: 1OM11
                Academiejaar: 2010-2011
                Type: kern
                Niveau: inleidend
                Programmajaar: 1
                Periode binnen het modeltraject: Module 3
                Aantal studiepunten: 4
                Wegingscoëfficient: 4
                Totaal aantal contacturen: 44
                Totaal studietijd: 104
                Deeltijds programma: deel 2
                Examencontract: mogelijk
                Deliberatie: mogelijk
                Vrijstelling of overdracht: mogelijk
                Onderwijstaal: Nederlands
                Lector(en): Adriaensens Joke
                Defieuw Mieke
                Fierens Caroline
                Hofman Bart
                Van Tongel Wim
                Verreyken Sarah


                 

                KORTE OMSCHRIJVING

                We verdiepen enerzijds de jeugdhulpverlening bij problematische opvoedingssituaties, meer specifiek de hulpverlening naar aanleiding van gedrags- en psychosociale problemen bij kinderen en jongeren. Wat houden die problemen in? Welke hulp is hiervoor beschikbaar? Welke rol spelen gespecialiseerde opvoeders/begeleiders daarbij?
                We geven gestalte aan belangrijke uitgangspunten van methodisch pedagogisch handelen bij opvoedingsvragen.
                We bestuderen de impact van (kans)armoede op mensen en bespreken essentiële componenten in de basishouding en de benadering van (kans)armen in de hulpverlening. We nemen kennis van krachtlijnen binnen het armoedebeleid en van verschillende initiatieven die met (kans)armen werken. Ook de positie van etnisch-culturele minderheden in onze samenleving en het minderhedenbeleid worden besproken.


                COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
                 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

                Algemene competenties

                • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
                • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
                • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
                Algemene beroepsgerichte competenties
                • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
                Beroepsspecifieke competenties
                • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
                • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

                SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
                • Met betrekking tot jeugdhulpverlening:
                  • Herkennen en omschrijven van de concepten 'problematische opvoedingssituaties', 'gedragsproblemen', 'psychosociale problemen', 'kindermishandeling'.
                  • Herkennen en omschrijven van beïnvloedende factoren ('oorzaken') van problematische opvoedingssituaties,  gedrags- en psychosociale problemen bij kinderen/ jongeren en kindermishandeling.
                  • Diverse aspecten herkennen en benoemen op vlak van beleving van betrokkenen binnen de jeugdhulpverlening.
                  • Herkennen, benoemen en beschrijven van enkele veel voorkomende opvoedingsvragen.
                  • Formuleren en funderen van vormen van methodisch handelen bij veel voorkomende opvoedingsvragen.
                  • Beschrijven van de huidige organisatie binnen de bijzondere jeugdbijstand en van de nieuwe tendensen en initiatieven, gekaderd binnen de 'integrale jeugdhulp'.
                  • Beschrijven en situeren van de voorzieningen binnen de bijzondere jeugdbijstand en hun specifieke mogelijkheden en beperkingen aangeven.
                  • Beschrijven van de werking van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling en mogelijkheden tot preventie van kindermishandeling.
                  • Omschrijven van de functie van een gespecialiseerd opvoeder/begeleider binnen de hulpverlening bij gedrags- en psychosociale problemen.
                • Met betrekking tot maatschappelijk kwetsbare groepen:
                  • Benoemen van de impact van maatschappelijke kwetsbaarheid op verschillende levensdomeinen.
                  • Diverse aspecten herkennen en benoemen i.v.m. de beleving van (kans)armoede en van het leven als persoon/gezin/etnisch-culturele minderheidsgroep.
                  • Beschrijven van essentiële componenten in de basishouding en benadering van (kans)armen in de hulpverlening.
                  • Beschrijven van de krachtlijnen van het beleid inzake (kans)armoede.
                  • Beschrijven van dienst- en hulverlening aan mensen in (kans)armoede.
                  • De historiek m.b.t. de aanwezigheid van etnisch-culturele minderheden in België schetsen en de effecten hiervan aangeven op gebruikte terminologie.
                  • Omschrijven van de verschillende etnisch-culturele minderheden in België, in het bijzonder van die etnisch-culturele minderheden die behoren tot de doelgroep van het minderhedenbeleid.
                  • Beschrijven van het Federaal en Vlaams beleid naar etnisch-culturele minderheden.
                  • Beschrijven van dienst- en hulpverlening aan etnisch-culturele minderheden.
                  • Omschrijven van de functie van een gespecialiseerd opvoeder/begeleider binnen de dienst- en hulpverlening naar kansarme groepen in de samenleving en naar etnisch-culturele minderheden.
                • M.b.t. beide doelgroepen:
                  • Mondeling en schriftelijk rapporteren over (de praktijk in) een dienst/voorziening/organisatie in het werkveld.
                  • Mondeling en schriftelijk rapporteren over opgezochte en doorgenomen vakinformatie m.b.t. leerinhouden die in het opleidingsonderdeel aan bod komen.

                VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
                geen
                Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

                geen


                Andere begincompetenties

                Eindtermen hoger secundair onderwijs


                LEERINHOUDEN
                • Jeugdhulpverlening bij problematische opvoedingssituaties, meer specifiek n.a.v. gedrags- en psychosociale problemen : Omschrijving, verschijningsvormen, beïnvloedende factoren ('oorzaken'), vraagstelling, klimaataanbod, opvoedend en begeleidend handelen, organisatie van de bijzondere jeugdbijstand en aanverwante hulpverlening, voorzieningen/organisaties/initiatieven, functie van gespecialiseerd opvoeder/begeleider naar deze doelgroep.
                • Maatschappelijk kwetsbare groepen, meer specifiek (kans)armen en etnisch-culturele minderheden : Omschrijving, historische situering en terminologie, impact op mensen en op de hulpverlening, beleid, voorzieningen/organisaties/initiatieven, functie van gespecialiseerd opvoeder/begeleider naar deze groepen.

                STUDIEMATERIAAL
                • Cursus Plantijn Hogeschool, aangevuld met notities
                • Audiovisueel materiaal
                • Relevante teksten, artikels of websites
                • Steekkaarten methodisch handelen
                • Aanvullende informatie op Blackboard

                WERKVORMEN
                Soort werkvorm uren  

                %

                hoor- en werkcolleges:

                28

                 lesuren

                  26,92

                practicum en oefeningen:

                14

                 lesuren

                  13,46

                vormen van groepsleren:

                0

                 lesuren

                  00,00

                studietijd buiten contacturen:

                60

                 klokuren

                  57,69

                Verdere toelichting:
                • Hoorcolleges
                • Werkcolleges met  voorbereidende opdrachten
                • Oefengroepen met  voorbereidende opdrachten
                • Zelfstudie
                • Studiebezoek  met voorbereiding, verwerking en rapportage en verbinding met relevante leerinhouden uit de cursus en met een zelf bestudeerd verdiepend thematisch artikel 
                • Rollen- en situatiespelen
                • Steekproefsgewijze bevraging van de inhoudelijke voorbereiding van werkcollege en oefengroep

                EVALUATIE

                Eerste examenperiode
                • Schriftelijk examen m.b.t. de leerinhouden van de hoor- en werkcolleges: op 15 van de 20 punten.
                •  I.v.m. het 'studiebezoek' in het kader van de OG: op 3 van de 20 punten
                  • Een individueel rapport over het studiebezoek met een persoonlijk verwerkingsverslag.
                  • Een mondelinge groepsrapportage over het studiebezoek.
                • I.v.m. 'methodisch handelen' in het kader van de OG: permanente evaluatie: op 2 van de 20 punten

                Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.                                      


                tijd voor examinering
                uren
                2

                %
                 
                 01,92

                Tweede examenperiode
                • Schriftelijk examen:
                  -  m.b.t. de leerinhouden van de hoor- en werkcolleges: op 15 van de 20 punten, 
                  -  m.b.t de leerinhouden van de oefengroepen (i.c. het methodisch handelen): op 2 van de 20 punten.
                • In de tweede examenperiode worden de punten i.v.m. schriftelijke en mondelinge rapportage aansluitend bij het studiebezoek in het kader van de oefengroepen overgenomen vanuit de eerste examenperiode (max. 3 van de 20 punten).
                • In de tweede examenperiode worden de punten van permanente evaluatie van de eerste examenperiode i.v.m. 'methodisch handelen' niet overgenomen. 

                 

                 

                1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Specifiek opvoeden & begeleiden (d2)/3
                  

                O.O. heeft componenten: Neen
                Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
                Code: 00059
                Academiejaar: 2010-2011
                Type: kern
                Niveau: inleidend
                Programmajaar: 1
                Periode binnen het modeltraject: Module 3
                Aantal studiepunten: 3
                Wegingscoëfficient: 3
                Totaal aantal contacturen: 16
                Totaal studietijd: 78
                Deeltijds programma: deel 2
                Examencontract: mogelijk
                Deliberatie: mogelijk
                Vrijstelling of overdracht: mogelijk
                Onderwijstaal: Nederlands
                Lector(en): Adams Carl
                Schraepen Beno
                Verreyken Sarah


                 

                KORTE OMSCHRIJVING
                Wat is het belang van de orthopedagogische wetenschap voor de praktijk? Verschillende theoretische orthopedagogische concepten worden toegelicht, verkend binnen hun wetenschappelijk kader en getoetst op hun waarde voor de praktijk. Het nieuwe burgerschapsparadigma wordt van nabij bekeken en uitgewerkt, begrippen als Quality of life en Empowerment worden theoretisch verkend en vertaald naar het praktisch handelen.

                COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
                 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

                Algemene competenties

                • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
                • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
                • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
                • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
                • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
                Algemene beroepsgerichte competenties
                • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
                • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
                Beroepsspecifieke competenties

                  SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
                  • Het verschil tussen wetenschappelijke en praktische kennis kunnen geven, inzien en hanteren
                  • Verschillende stromingen, begrippen, concepten en thema's binnen het wetenschappelijke denken kunnen situeren en verklaren.
                  • De impact hiervan kunnen aantonen op de orthopedagogische zorg.
                  • De wetenschappelijke modellen die vandaag de zorg mee bepalen kunnen omschrijven
                  • De verschillende paradigma's kort kunnen uitleggen zo ook hun impact op de organisatie van de zorg, mens en maatschappijbeeld.
                  • Het ontstaan van en de overgang tussen de verschillende paradigma's kunnen schetsen en toepassen.
                  • QOL, Empowerment, Burgerschap als richtinggevende concepten voor begeleiding en ondersteuning kunnen uitleggen en begrijpen.
                  • Deze concepten in al hun facetten kunnen bespreken: terminologie, betekenis, ethische dilemma's, evolutie.
                  • informatie uit verschillende bronnen kunnen opzoeken, verwerken en weergeven
                  • aanscherpen van studievaardigheden en groepsleren

                  VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                  Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
                  geen
                  Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
                  Specifiek opvoeden en begeleiden (d1)
                  Andere begincompetenties

                  LEERINHOUDEN

                  Centraal staat de schets rond speficiek opvoeden vanuit een wetenschappelijk denken en geplaatst binnen een internationale context en ethische dimensies.

                  • 3 niveau's van theorievorming binnen de orthopedagogiek
                  • Plaats en onderwerp van de orthopedagogiek
                  • Auteurs en stromingen binnen het orthopedagogisch denken
                    • Dialogische grondvormen en POS
                    • Orthopedagogische vraagstelling en handelingsplanning
                    • Remedial teaching en leerstoornissen
                    • Kwaliteit van bestaan
                    • Ondersteuning
                    • Encounter
                  • Paradigma's binnen de orthopedagogiek: defectparadigma, ontwikkelingsparadigma, burgerschapsparadigma.
                  • Empowerment wordt ondersteboven en binnenstebuiten gekeerd via werkcolleges en taak

                  STUDIEMATERIAAL
                  • een syllabus samengesteld uit artikels en teksten
                  • Taak: op zoek naar Empowerment gelinkt aan verschillende doelgroepen
                    • taak wordt voorgesteld tijdens de les
                    • informatie koppelen aan leerinhouden
                    • feedback op de taak gebeurt tijdens de les
                    • dient als voorbereiding op het examen
                    • assesment taak gebeurt tijdens examen

                  WERKVORMEN
                  Soort werkvorm uren  

                  %

                  hoor- en werkcolleges:

                  14

                   lesuren

                    17,95

                  practicum en oefeningen:

                  0

                   lesuren

                    00,00

                  vormen van groepsleren:

                  0

                   lesuren

                    00,00

                  studietijd buiten contacturen:

                  62

                   klokuren

                    79,49

                  Verdere toelichting:
                  • 1 hoorcollege per week
                  • 1 werkcollege per week
                  • 1 zoekopdracht (zie informatie Blackboard)
                  • ondersteuning van studenten via Blackboard: het discussieforum en toetsvragen
                  • coöperatief leren wordt aangemoedigd door organisatie en begeleiden van studiegroepjes en zelfstudie.

                  EVALUATIE

                  Eerste examenperiode

                  Schriftelijk examen met open vragen:

                  • toetsing via kennis- en inzichtsvragen opgesteld volgens het principe kennis, inzicht, toepassen en integratie
                  • evaluatie van de opdracht via examenvraag (max 1/5 van de punten)
                  • puntenindeling wordt vooraf vastgelegd

                  tijd voor examinering
                  uren
                  2

                  %
                   
                   02,56

                  Tweede examenperiode

                  Schriftelijk examen met open vragen:

                  • toetsing via kennis en inzichtsvragen opgesteld volgens het principe kennis, inzicht, toepassen en integratie
                  • geen evaluatie van de opdracht meer
                  • puntenindeling wordt vooraf vastgelegd

                   

                   

                  1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Praktijk ervaren/4
                    

                  O.O. heeft componenten: Neen
                  Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
                  Code: 1OM13
                  Academiejaar: 2010-2011
                  Type: kern
                  Niveau: inleidend
                  Programmajaar: 1
                  Periode binnen het modeltraject: Module 4
                  Aantal studiepunten: 3
                  Wegingscoëfficient: 3
                  Totaal aantal contacturen: 51
                  Totaal studietijd: 78
                  Deeltijds programma: deel 2
                  Examencontract: mogelijk
                  Deliberatie: mogelijk
                  Vrijstelling of overdracht: mogelijk
                  Onderwijstaal: Nederlands
                  Lector(en): Adriaensens Joke
                  Avonds Mieke
                  Der Kinderen Gwenda
                  Hamvas Jessy
                  Van Dingenen Gwen
                  Van Tongel Wim
                  Verreyken Sarah


                   

                  KORTE OMSCHRIJVING

                  Het opleidingsonderdeel 'Praktijk ervaren' is opgebouwd rond de inleefweek. Je wordt gedurende enkele weken voorbereid op dit  contact met de doelgroep, werkveld en de taken van de opvoeder -begeleider. Je brengt vijf dagen/38u door in een setting waar professionelen werken. Na deze dagen worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Je kan deze informatie oa gebruiken om een gefundeerde keuze te maken voor je tweedejaarsstage.

                  25 studenten kunnen deelnemen aan het pilootproject van praktijk ervaren. Als 'pilootprojectstudent' ga je niet op inleefweek, maar presteer je 30 uur als vrijwilliger in de ruime sociale sector. Een inleefervaring als vrijwilliger binnen het pilootproject praktijk ervaren is een onbezoldigde activiteit waarbij je als student een NIEUWE ervaring opdoet binnen de ruime sociale sector. Met ‘nieuw’ bedoelen we dat je  andere horizonten dient op te zoeken. Dus een ervaring met een doelgroep die je nog niet kent of  binnen een voorziening of werkvorm waarmee je nog niet vertrouwd bent. Als je reeds actief bent als vrijwilliger dan vinden wij dit uiteraard erg knap. Aangezien dit geen nieuwe ervaring is kan je deze uren niet gebruiken als inleefervaring binnen dit project. Misschien krijg je een medestudent wel gemotiveerd om samen met jou eens mee te draaien als vrijwilliger. Let op een inleefervaring mag niet overlappen met activiteiten voor andere  opleidingsonderdelen (bv. orthoritten). Na de inleefactiviteiten worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Je kan deze informatie oa gebruiken om een gefundeerde keuze te maken voor je tweedejaarsstage.


                  COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
                   Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

                  Algemene competenties

                  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
                  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
                  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
                  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
                  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
                  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
                  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
                  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
                  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
                  Algemene beroepsgerichte competenties
                    Beroepsspecifieke competenties
                    • OM314 Organiseert woon-, leer-,werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodische, planmatige wijze. Begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodisch, planmatige wijze. Hanteert een instrumentarium van muzisch-agogische methoden. Hanteert bewust en doelgericht orthopedagogische grondvormen.

                    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

                    De student bevraagt en beluistert actief de informatie die inzicht geeft in de visie, kaders en het methodisch handelen tijdens de inleefsituatie.
                    De student inventariseert verschillende informatiedomeinen en bronnen om de inleefervaring en het eigen leerproces vorm te geven (ook ICT ).

                    • De student geeft informatie over de eigen inleefsituaties; bevraagt ook de inleefsituatie van medestudenten.  
                        
                    • De student bevraagt de eigen inleefervaring en die van de medestudent kritisch.
                    • De student formuleert gefundeerd een mening, vertrekkend vanuit de eigen ervaring en vanuit de aangeboden leersituaties, door te luisteren naar anderen, door open te staan voor verschillende meningen, met aandacht voor feedback van de betrokkenen van de inleefsituatie.
                       
                    • De student geeft een gestructureerd overzicht van de organisatie waarbinnen de inleefsituatie plaatsvindt en situeert deze organisatie binnen het welzijnsveld.
                    • De student maakt een relevante bronnenlijst op bij het verslag van elke opdracht en refereert correct volgens de APAnormen.
                       
                    • De student rapporteert schriftelijk en mondeling d.m.v. correct taalgebruik.
                    • De student gebruikt ICT (tekstverwerking) correct. 
                       
                    • De student bespreekt de inleefervaring tijdens de inleefsituatie en buigt deze ervaring om naar een kijk op het eigen leertraject binnen de opleiding.
                    • De student verheldert de motivatie bij de stagekeuze voor het tweede jaar om op deze wijze verder vorm te geven aan het  eigen leertraject.
                    • De student geeft leerdoelen of leerpunten aan.
                    • De student reflecteert over het bewustzijn en het verworven inzicht over de eigen persoonlijke normen en waarden (eigen voorervaring, eigen referentiekader)  in interactie met cliënten en met medewerkers binnen de inleefsituatie.  
                       
                    • De student presenteert zich correct en legt op een correcte manier contact met  de medewerkers  van de inleefsituatie en past  zich op een vlotte manier  in de werking in .
                    • De student formuleert adequaat op welke wijze een gespecialiseerd opvoeder-begeleider werkzaam is of zou kunnen zijn ten behoeve van de doelgroep binnen de inleefsituatie en op welke manier de gespecialiseerd opvoeder-begeleider desgevallend samenwerkt met andere disciplines. 
                    • De student creëert binnen de eigen leersituatie op sociaal-emotioneel vlak en op taakgericht vlak voorwaarden om actief samen te leren en samen te werken.
                    • De student stelt zich soepel op in de omgang met aangereikte leermogelijkheden vb t.a.v. de keuze van de inleefsituatie.
                    • De student leeft correct afspraken na en vertegenwoordigt de school binnen de inleefsituatie op een correcte wijze.
                       
                    • De student beschrijft gestructureerd en geordend alle aspecten van de inleefsituatie.
                    • De student situeert de organisatie (inleefsituatie)  binnen het welzijnsveld.
                    • De student verbindt de kennis over de werking en de organisatie binnen de inleefsituatie met voorkennis uit andere opleidingsonderdelen.
                        
                    • De student gaat respectvol om met gegevens mbt de persoonlijke leersfeer van de cliënt,-systeem en de organisatie binnen de inleefsituatie.
                    • De student getuigt van een burgerschapsvisie bij het rapporteren over cliënten.
                       
                    • De student observeert ontwikkelingsprocessen en begeleidingsprocessen van cliënt(groep)en  binnen de inleefsituatie en leersituatie.
                    • De student beschrijft  hypothetisch de ondersteuningsvraag van cliënt(groep)en binnen de inleefsituatie.
                       
                    • De student herkent het woon-, leef-, en/of  werkklimaat binnen de inleefsituatie en beschrijft dit op kritische wijze.
                        
                    • De student stelt zich correct voor aan de cliënt(en), legt op een vlotte manier contact met hem/hen en schikt zich soepel in de relatie in met hem/hen. Formuleert op welke wijze de  verschillende leefdomeinen van de cliënt(en)(groep)en binnen de inleefsituatie kunnen ingevuld worden.
                    • De student benoemt en beschrijft binnen de aangeboden leersituatie en inleefsituatie het methodisch handelen bij  de (ortho)(ped)agogische begeleiding 
                    • De student geeft vanuit een inlevende rol aan hoe het methodisch handelen invloed kan hebben op het ontwikkelen en functioneren van een cliënt.

                    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

                    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

                    Andere begincompetenties
                    Correcte kennis van het Nederlands.
                    LEERINHOUDEN

                    Het opleidingsonderdeel praktijk ervaren is opgebouwd rond de inleefweek. Studenten worden gedurende enkele weken voorbereid op dit  contact met de doelgroep, werkveld en de taken van de opvoeder -begeleider. Studenten brengen vijf dagen/38u door in een setting waar professionelen werken. Na deze dagen worden de ervaringen en inzichten verwerkt. De student gebruikt deze informatie oa om een gefundeerde keuze te maken voor zijn tweedejaarsstage.

                    25 studenten kunnen deelnemen aan het pilootproject van praktijk ervaren. Als 'pilootprojectstudent' ga je niet op inleefweek, maar presteer je 30 uur als vrijwilligers in de ruime sociale sector. Een inleefervaring als vrijwilliger binnen het pilootproject praktijk ervaren is een onbezoldigde activiteit waarbij je als student een NIEUWE ervaring opdoet binnen de ruime sociale sector. Met ‘nieuw’ bedoelen we dat je  andere horizonten dient op te zoeken. Dus een ervaring met een doelgroep die je nog niet kent of  binnen een voorziening of werkvorm waarmee je nog niet vertrouwd bent. Als je reeds actief bent als vrijwilliger dan vinden wij dit uiteraard erg knap. Aangezien dit geen nieuwe ervaring is kan je deze uren niet gebruiken als inleefervaring binnen dit project. Misschien krijg je een medestudent wel gemotiveerd om samen met jou eens mee te draaien als vrijwilliger. Let op een inleefervaring mag niet overlappen met activiteiten voor andere  opleidingsonderdelen (bv. orthoritten). Tijdens de eerste drie modules word je tijdens 3 oefengroepmomenten van 2 uur voorbereid op het project. Je krijgt dan uitleg over de opdrachten, mogelijke inleefactiviteiten,... en je wordt begeleid in je keuzeproces van inleefactiviteiten. Na de inleefactiviteiten worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Na de inleefweek die de 'reguliere studenten' doen (week4 module 4) sluit je aan bij de oefengroepuren van praktijk ervaren. Je kan jouw ervaringen als vrijwilliger binnen het pilootproject dan uitwisselen met de studenten die net een inleefweek gedaan hebben.  Je kan deze informatie oa gebruiken om een gefundeerde keuze te maken voor je tweedejaarsstage


                    STUDIEMATERIAAL
                    Bij aanvang van praktijk ervaren wordt het nodige tekstmateriaal ter beschikking gesteld van de student.
                    WERKVORMEN
                    Soort werkvorm uren  

                    %

                    hoor- en werkcolleges:

                    0

                     lesuren

                      00,00

                    practicum en oefeningen:

                    12

                     lesuren

                      15,19

                    vormen van groepsleren:

                    38

                     lesuren

                      48,10

                    studietijd buiten contacturen:

                    28

                     klokuren

                      35,44

                    Verdere toelichting:

                    Voor de oefengroep praktijk ervaren zijn er wekelijks twee contacturen voorzien. In de periode van 9 tot en met 13 mei is er een inleefweek gepland van 38 uur. In de oefengroep wordt er gewerkt met groepsgesprekken, opzoekwerk, individuele opdrachten. Buiten de contacturen wordt er ook zelfstandig werk gevraagd.

                    De pilootprojectstudenten presteren doorheen heel het academiejaar 30 uur als vrijwilliger in de ruime sociale sector (zie toelichting hierboven). Tijdens de eerste drie modules word je tijdens 3 oefengroepmomenten van 2 uur voorbereid op het project. Je krijgt dan uitleg over de opdrachten, mogelijke inleefactiviteiten,... en je wordt begeleid in je keuzeproces van inleefactiviteiten. Na de inleefactiviteiten worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Na de inleefweek die de 'reguliere studenten' doen (week4 module 4) sluit je aan bij de oefengroepuren van praktijk ervaren. Je kan jouw ervaringen als vrijwilliger binnen het pilootproject dan uitwisselen met de studenten die net een inleefweek gedaan hebben. In de oefengroep wordt er gewerkt met groepsgesprekken, opzoekwerk, individuele opdrachten. Buiten de contacturen wordt er ook zelfstandig werk gevraagd.


                    EVALUATIE

                    Eerste examenperiode

                    Taken:

                    - een informatie-opdracht ter voorbereiding van de inleefweek/inleefervaringen.Voor deze opdracht kan er tot 20% van de punten afgetrokken worden voor taal en vormgeving.

                    - een rapport ter verwerking van de inleefweek/inleefervaringen en als voorbereiding op het mondeling examen.  Dit rapport dient meegebracht te worden naar het examen als voorwaarde om aan het examen deel te nemen.

                    De oefengroep is een opleidingsonderdeel op 20 punten waarvan

                    - 3 punten op een multiple-choice toets, deze toets wordt  tijdens de oefengroepuren van praktijk ervaren afgenomen.

                    - 4 punten op permanente evaluatie

                    - 3 punten op de schriftelijke opdracht ter voorbereiding van de inleefweek/inleefervaringen: informatie-opdracht

                    - 10 punten op een mondeling examen. De student maakt een schriftelijke verwerking van de inleefweek/inleefervaringen, dit rapport dient eveneens als voorbereiding op het mondeling examen.  Het rapport dient de student bij te hebben op het mondeling examen. Als de student dit niet kan voorleggen dan kan hij niet deelnemen aan het examen en hiervoor dus ook geen punten verwerven!

                    Elke afwezigheid tijdens de oefengroepuren dient gewettigd te worden met een officieel document.  Per ongewettigde afwezigheid worden er twee punten afgetrokken bij permanente evaluatie (op 4 punten).

                    Indien de student niet heeft deelgenomen aan de inleefweek of onvoldoende uren gespresteerd heeft met zijn inleefervaringen in het kader van het project dan kan hij geen  rapport schrijven ter verwerking van de inleefweek/inleefervaringen. Bijgevolg kan de student niet deelnemen aan het mondeling examen. Om een eindbeoordeling te kunnen krijgen dient de student deze week/uren dan ook in te halen.  

                    Opmerking: de studenten die deelnemen aan het pilootproject van praktijk ervaren worden op dezelfde competenties en op dezelfde wijze beoordeeld als de 'reguliere studenten'. Door de eigenheid van het project worden bepaalde opdrachten mogelijk aangepast en zullen de deadlines waarop opdrachten ingeleverd worden verschillen van deze van de reguliere studenten. Dit zal bij de start van het project duidelijk gecommuniceerd worden. Eénmaal gestart met het project kan men niet meer terug overschakelen naar het reguliere systeem.


                    tijd voor examinering
                    uren
                    1

                    %
                     
                     01,27

                    Tweede examenperiode

                    Indien de student tijdens de eerste examenperiode een onvoldoende behaalde op dit opleidingsonderdeel, dan kan de student een deel van de punten inhalen in de tweede examenperiode.

                    - De punten van permanente evaluatie (op 4) worden overgedragen naar de tweede examenperiode.

                    - De student dient opnieuw een multiple-choice toets te maken, deze staat op 3 punten.

                    -  3 punten kunnen ingehaald worden met een opdracht. Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdracht voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdracht, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen. Voor deze opdracht kan er tot 20% van de punten afgetrokken worden voor taal en vormgeving.

                    - Ook in de tweede examenperiode voorzien we een mondeling examen op 10 punten. De student dient de opdracht voor de tweede examenperiode tijdig in te dienen als voorwaarde om deel te mogen nemen aan het mondeling examen.  Als de student de opdracht voor tweede examenperiode niet maakt of te laat ingediend heeft dan kan hij niet deelnemen aan het mondeling examen en hiervoor dus geen punten verwerven.

                     

                     

                    1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Probleemgestuurde opdracht/4
                      

                    O.O. heeft componenten: Neen
                    Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
                    Code: 1OM14
                    Academiejaar: 2010-2011
                    Type: kernondersteunend
                    Niveau: uitdiepend
                    Programmajaar: 1
                    Periode binnen het modeltraject: Module 4
                    Aantal studiepunten: 4
                    Wegingscoëfficient: 4
                    Totaal aantal contacturen: 27
                    Totaal studietijd: 104
                    Deeltijds programma: deel 2
                    Examencontract: niet mogelijk
                    Deliberatie: mogelijk
                    Vrijstelling of overdracht: mogelijk
                    Onderwijstaal: Nederlands
                    Lector(en): Adriaensens Joke
                    De Wit Veerle
                    Demesmaeker Greet
                    Der Kinderen Gwenda
                    Eraets Kristel
                    Van Heden Anki
                    Van Noten Pieter
                    Verreyken Sarah


                     

                    KORTE OMSCHRIJVING

                    Het werken aan een probleemgestuurde opdracht geeft een unieke kans om alle reeds gekende leerinhouden actief te integreren. In de hoorcolleges wordt de noodzakelijke kennis aangebracht om een probleemgestuurde opdracht tot een goed einde te brengen. De focus ligt op: de methodiek van de zevensprong en de organisatie van PGO, het zoeken en beoordelen van informatie en het formuleren van leerdoelen, het citeren en refereren en verwerken van informatie, de beoordeling van een rapport en het presenteren. De oefengroep wordt opgedeeld in PGO-groepen van maximaal 11 studenten. Deze PGO-groep gaat zelfstandig aan de slag met een probleemtaak.

                     


                    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
                     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

                    Algemene competenties

                    • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
                    • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
                    • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
                    • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
                    • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
                    • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
                    • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
                    • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
                    • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
                    Algemene beroepsgerichte competenties
                    • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
                    • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
                    Beroepsspecifieke competenties

                      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
                      • De student heeft kennis van de werkwijze van probleemgestuurd leren en het werken aan taken volgens de methode van de 7-sprong.
                      • De student  is bekwaam de groepsrollen tijdens de PGO-werk-sessies adequaat te vervullen zodat men taakgericht kan werken en leren.
                      • De student kan zelfstandig informatie opzoeken, verwerken en integreren volgens de werkwijze van de 7-sprong ( begrippen kunnen verduidelijken, onderwerp definiëren en afgrenzen, leerdoelen formuleren, zelfstudie, rapporteren en evalueren)
                      • De student is bekwaam om op een adequate, zelfstandige en kritische wijze verscheidene bronnen te raadplegen en ernaar te refereren.
                      • De student is bekwaam om informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur te begrijpen en te interpreteren.
                      • De student kan een schriftelijke en mondelinge rapportage maken en deze adequaat presenteren.
                      • De student kan verantwoordelijkheid opnemen en dragen voor het eigen leerproces en voor dat van andere groepsleden.
                      • De student is bekwaam om binnen de eigen leersituatie en op taakgericht vlak actief voorwaarden te creëren voor een goede samenwerking en is zich bewust van de invloed hiervan op het sociaal emotionele klimaat binnen de leersituatie.
                      • De student is bekwaam om binnen de eigen leersituatie rollen, posities, leiderschaps- en communicatiestijlen te herkennen en te benoemen. Hij/zij is tevens in staat kritisch te reflecteren over het eigen aandeel.
                      • De student kan i.f.v. het beroep een adequate leerhouding zichtbaar maken in interactie met medestudenten en betrokken lectoren.
                      • De student kan, als vertegenwoordiger van een groep, contacten leggen met en informatie verwerven via personen en instanties buiten de school.
                      • De student kan gefundeerd een mening formuleren, vertrekkend vanuit eigen ervaring en vanuit aangeboden leersituaties ( door te luisteren naar anderen en door open te staan voor verschillende meningen en diverse soorten informatie).De student kan hiertoe functioneel verschillende ICT mogelijkheden hanteren ( informatie opzoeken via internet, teksten maken in Word, presentatie maken in Powerpoint)

                       


                      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                      Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

                      Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

                      Andere begincompetenties
                    • Kennis van alle leerinhouden van de voorbije modules, zowel op inzichtelijk gebied als op gebied van vaardigheden en attituden.

                    • LEERINHOUDEN

                      HOORCOLLEGES:

                      • In de hoorcolleges worden de noodzakelijke kennis en vaardigheden om de probleemgestuurde opdracht te realiseren, toegelicht en ingeoefend. De focus in de hoorcolleges ligt op: de methodiek van de zevensprong en de organisatie van PGO, het zoeken en beoordelen van informatie en het formuleren van leerdoelen, het citeren en refereren en verwerken van informatie en de beoordeling van een rapport en het presenteren.

                      OEFENGROEPEN:

                      • De (twee) probleemgestuurde opdrachten worden tijdens de groepssessies uitgewerkt waarbij iedere student beurtelings zijn PGO-rol op zich neemt, leerdoelen formuleert, informatie opzoekt, verwerkt, integreert en rapporteert.
                      • Tijdens dit opleidingsonderdeel worden de studenten geconfronteerd met 2 probleemtaken uit de praktijk van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider. Deze taken worden verwerkt volgens de methode van de 7-sprong (probleemgestuurd leren) in (onderwijs)groepen van maximaal 11 studenten. 
                      • Van iedere werksessie wordt een verslag van de PGO-vergadering bijgehouden door de groepsleden en aangeleverd aan de lector en aan mekaar via de P-schijf. 
                      • Ter voorbereiding van elke werksessie wordt door elke individuele student een individueel werkverslag aangemaakt met een reflectie op het procesgebeuren in de vorige sessie en met een neerslag van de eigen inhoudelijke voorbereiding voor de volgende sessie. Deze individuele werkverslagen worden aangeleverd aan de lector en aan mekaar via de P-schijf.
                      • Iedere probleemtaak resulteert in een schriftelijk groepsrapport waarover de individuele studenten kritisch kunnen reflecteren.  
                      • De informatie die ingewonnen en verwerkt wordt binnen PGO omvat  in elk geval inhouden uit het cursusmateriaal van de opleidingsonderdelen van module 1, 2 en 3 aangevuld met informatie uit andere bronnen (documentatiecentra, bibliotheek, internet, interview ervaringsdeskundige)     

                      STUDIEMATERIAAL

                      Studiemateriaal:

                      • Syllabus plantijn PGO.
                      • Handboek: Pollefliet; L. (2009). Van Verslag tot eindwerk: do's & don'ts. Gent: Academia Press.
                      • Cursusmateriaal uit vorige modules.
                      • ICT-inleiding over zoekstrategieën op het internet.
                      • Info uit bibliotheken, informatie- en documentatiecentra.
                      • Materiaal van ervaringsdeskundigen via video, interview, kranten, tijdschriften, boeken…..

                      WERKVORMEN
                      Soort werkvorm uren  

                      %

                      hoor- en werkcolleges:

                      7

                       lesuren

                        06,93

                      practicum en oefeningen:

                      18

                       lesuren

                        17,82

                      vormen van groepsleren:

                      0

                       lesuren

                        00,00

                      studietijd buiten contacturen:

                      74

                       klokuren

                        73,27

                      Verdere toelichting:

                      Hoorcollege met achtergrondinformatie over de PGO-didactische werkwijze, over het raadplegen en refereren van bronnen en de informatieverwerking, over het opmaken van een adequaat rapport en het presenteren van een rapport.

                      Oefengroep PGO (3u) met telkens 2 werksessies en 2 (taak- en procesgerichte) evaluaties per PGO groep onder begeleiding van de lector als tutor.


                      EVALUATIE

                      Eerste examenperiode

                      BEOORDELING VAN HET PROCES:

                      • 4p op permanente evaluatie tijdens de PGO-sessies (individuele score).
                      • 6p op de individuele werkverslagen (reflectie en inhoudelijke zelfstudie), aangemaakt door de studenten tussen de verschillende werksessies (individuele score).
                      • Het niet aanwezig zijn (gewettigd of ongewettigd) op vijf of meer sessies (2,5 bijeenkomsten) betekent 0/4 punten op permanente evaluatie en 0/6 punten op de individuele werkverslagen.
                      • Bij afwezigheid tijdens het schrijven van het groepsrapport wordt een vervangtaak gegeven.

                      BEOORDELING VAN HET PRODUCT:

                      • 6p op het rapport van de probleemtaak (groepsscore ) waarvan 20% op taal en vorm en 80% op inhoud, met individuele weging, rekening houdend met de permanente evaluatie in de groep en de individuele werkverslagen.
                      • Door de individuele weging krijgt een student die vijf of meer sessies afwezig is (gewettigd of ongewettigd) maar de helft van het behaalde groepspunt.
                      • 4p op de presentatie van het eindproduct (tijdens de assessmentweek) (groepsscore) met weging aan de hand van de individuele kritische bespreking van het groepsrapport..
                      • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.



                      tijd voor examinering
                      uren
                      2

                      %
                       
                       01,98

                      Tweede examenperiode

                      Het examen wordt gespreid over 2 dagen: in 2 bijeenkomsten (= 4 werksessies) wordt in een nieuwe onderwijsgroep, volgens de methode van de 7-sprong, gewerkt aan een afgegrensde studietaak (verwerking van eigen leerdoelen). De resultaten worden gepresenteerd in een schriftelijk (groeps)-rapport (afgifte einde 2de bijeenkomst) en een individueel werkverslag (met reflectie op de eerste bijeenkomst en inhoudelijke voorbereiding van tweede bijeenkomst).

                      Op de 1ste examendag wordt voor de bijeenkomst een individuele examenvraag schriftelijk uitgewerkt.

                      Op de tweede examendag wordt na de bijeenkomst een mondelinge kritische beoordeling gegeven van het groepsrapport van de tweede-zittijd-PGO-groep (met voorbereidingstijd)

                      BEOORDELING:

                      • 4p op permanente evaluatie tijdens de PGO-sessies (individuele score) worden overgenomen van de eerste examenperiode.
                      • de presentatie met de kritische bespreking wordt voor 50% overgedragen naar de tweede examenperiode en 50 % (= 2p) wordt tijdens de tweede examenperiode in rekening gebracht door een nieuwe kritische bespreking in de vorm van een mondelinge toelichting (examen) bij de lector..
                      • 2p op het schriftelijk beantwoorden van een theoretische vraag (individuele score).
                      • 4p op het individuele werkverslag (reflectie en inhoudelijke zelfstudie), aangemaakt door de studenten tussen de 2 bijeenkomsten in de 2de examenperiode (individuele score).
                      • 6p op het schriftelijk groepsrapport (groepsscore) 20% taal en vorm, 80% inhoud, met individuele weging rekening houdend met het meewerken tijdens de bijeenkomsten in de tweede examenperiode en het individueel werkverslag gemaakt tijdens de tweede examenperiode.

                       

                       

                       

                      1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Person. met een psychiatr. stoornis/4
                        

                      O.O. heeft componenten: Neen
                      Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
                      Code: 1OM15
                      Academiejaar: 2010-2011
                      Type: kern
                      Niveau: inleidend
                      Programmajaar: 1
                      Periode binnen het modeltraject: Module 4
                      Aantal studiepunten: 4
                      Wegingscoëfficient: 4
                      Totaal aantal contacturen: 37
                      Totaal studietijd: 104
                      Deeltijds programma: deel 1 of 2
                      Examencontract: mogelijk
                      Deliberatie: mogelijk
                      Vrijstelling of overdracht: mogelijk
                      Onderwijstaal: Nederlands
                      Lector(en): Mallentjer Maite
                      Moentjens Gwendy
                      Portael Veerle
                      Walravens Lieve


                       

                      KORTE OMSCHRIJVING
                      In welke sector je ook werkt, overal zal je ooit wel eens in contact komen met cliënten met een psychiatrische stoornis. In dit opleidingsonderdeel staan we stil bij visies op een aantal psychiatrische stoornissen (zie leerinhouden) vanuit de maatschappij en vanuit een wetenschappelijk kader. Je leert over mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen, de verschijningsvormen ervan, de prognose en aandachtspunten voor de behandeling en de begeleiding van deze cliënten. Aan de hand van beeldmateriaal, gevalsbeschrijvingen en oefeningen kan je je een concreter beeld vormen van deze aspecten.

                      COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
                       Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

                      Algemene competenties

                      • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
                      • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
                      • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
                      • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
                      Algemene beroepsgerichte competenties
                      • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
                      • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
                      Beroepsspecifieke competenties
                      • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
                      • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

                      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
                      • De student kent het begrippenkader ivm de aangeboden theoretische en methodische kaders en wetenschappelijke kennis.
                      • De student kan de voornaamste vormen van psychiatrische stoornissen herkennen en van elkaar onderscheiden.
                      • De student heeft inzicht in de theorieën en modellen ten grondslag liggend aan de behandeling van psychische, psychosociale en psychosomatische problemen.
                      • De student analyseert vanuit zijn kennis van psychiatrische stoornissen (probleem)situaties met cliënten behorend tot verschillende doelgroepen op een wetenschappelijk onderbouwde wijze.
                      • De student kan de verkregen inzichten integreren in de begeleiding van en de hulpverlening aan verschillende doelgroepen.
                      • De student kan op een adequate, zelfstandige en kritische wijze verschillende geschreven bronnen raadplegen.  
                      • De student kan de ingewonnen informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en interpreteren. . 
                      • De student kan een aantal belangrijke begrippen benoemen en deze hanteren ten behoeve van de samenwerking met andere disciplines die betrokken zijn bij de behandeling van psychiatrische patiënten. 
                      • De student bejegent mensen (cliënten, leerlingen of ouders) met een psychiatrische stoornis op een professionele en respectvolle manier.
                      • De student kan m.b.t. de beeldvorming rond en bejegening van personen met een psychiatrische stoornis sensibiliserend optreden t.a.v. derden 

                      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                      Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
                      geen
                      Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

                      geen


                      Andere begincompetenties
                      Eindtermen hoger secundair onderwijs.
                      LEERINHOUDEN
                      • Inleiding: historiek, hedendaagse ontwikkelingen en plaats van de hulpverlening bij psychiatrische problemen in onze huidige maatschappij, het diagnostisch proces, begrippen en visie
                      • Autismespectrumstoornissen
                      • Delirium, dementie en andere amnestische stoornissen
                      • Angststoornissen
                      • Leer-en taalstoornissen
                      • Aan middelen gebonden stoornissen
                      • Aandachtstekortstoornissen
                      • Gedragsstoornissen
                      • Stoornissen in de impulsbeheersing
                      • Ticstoornissen
                      • Slaapstoornissen
                      • Voedings-en eetstoornissen
                      • Stoornissen in de zindelijkheid
                      • Voor de behandelde stoornissen komen volgende aspecten aan bod: etiologie, behandeling, verloop, preventie, specifieke aspecten i.v.m. begeleiding en het omgaan met personen met een psychiatrische stoornis

                       


                      STUDIEMATERIAAL
                      • Syllabus 'Personen met een psychiatrische stoornis'.
                      • Rigter, J., (2002) Ontwikkelingspsychopathologie, Coutinho, Bussum.
                      • PowerPoint Presentaties bij de hoorcolleges en werkcolleges (op Blackboard).
                      •   Nota's die je maakt tijdens de lessen.

                      WERKVORMEN
                      Soort werkvorm uren  

                      %

                      hoor- en werkcolleges:

                      35

                       lesuren

                        35,00

                      practicum en oefeningen:

                      0

                       lesuren

                        00,00

                      vormen van groepsleren:

                      0

                       lesuren

                        00,00

                      studietijd buiten contacturen:

                      63

                       klokuren

                        63,00

                      Verdere toelichting:
                      • Hoorcollege 3u/week.
                      • Werkcollege 2u/week.
                      • Zelfstudie van een aantal teksten.
                      • Leesopdrachten ter voorbereiding van hoor- en werkcolleges.

                      EVALUATIE

                      Eerste examenperiode
                      • Een schriftelijk examen op 20 punten.

                       


                      tijd voor examinering
                      uren
                      2

                      %
                       
                       02,00

                      Tweede examenperiode
                      • Een schriftelijk examen op 20 punten. 

                       

                       

                      1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - De mens in zijn omgeving/4
                        

                      O.O. heeft componenten: Neen
                      Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
                      Code: 1OM16
                      Academiejaar: 2010-2011
                      Type: kernondersteunend
                      Niveau: inleidend
                      Programmajaar: 1
                      Periode binnen het modeltraject: Module 4
                      Aantal studiepunten: 3
                      Wegingscoëfficient: 3
                      Totaal aantal contacturen: 26
                      Totaal studietijd: 78
                      Deeltijds programma: deel 1 of 2
                      Examencontract: mogelijk
                      Deliberatie: mogelijk
                      Vrijstelling of overdracht: mogelijk
                      Onderwijstaal: Nederlands
                      Lector(en): Franck Jo
                      Moentjens Gwendy


                       

                      KORTE OMSCHRIJVING
                      De interactie van iemand met zijn omgeving in al zijn facetten is hier de invalshoek.  Als omgeving  kan het gaan om eigen ingenomen of ontmoete ruimtes in de omgeving, of om de leefomgeving en –omstandigheden, of nog om anderen ontmoet in die omgeving. Hoe komt in dit verband waarneming tot stand, welke kennis wordt hier rond opgebouwd, welke opstellingen worden aangenomen, welke invloeden spelen er wederzijds, en welk gedrag kan waargenomen worden. In het hoorcollege verwerf je een woordenschat om hierover te praten en te denken, en verwerf je handvaten om te begrijpen en te volgen wat zich tussen iemand en zijn omgeving afspeelt. In het werkcollege worden diverse facetten van wat zich kan afspelen, in verschillende sociale omgevingen concreet gemaakt.

                      COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
                       Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

                      Algemene competenties

                      • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
                      • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT-mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
                      • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
                      • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
                      • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
                      • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
                      • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
                      • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
                      Algemene beroepsgerichte competenties
                      • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
                      • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
                      • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
                      Beroepsspecifieke competenties
                      • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

                      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
                      • De student kan vanuit de theoretische kaders, wetenschappelijke kennis en
                              inleefsituaties de mens in zijn omgeving beschrijven.
                      • De student kan vanuit aangeboden leersituaties binnen een gewone context de
                              lichamelijke, socioemotionele, cognitieve, creatief integratieve,
                              ethisch-conatieve ontwikkeling en functionering van personen in hun
                              omgeving omschrijven.
                      • De student leerd bekwaam te zijn om in gewone opvoedingssituaties de ontwikkelings-
                              en begeleidingsprocessen van individuele personen te observeren en
                              hierover zowel schriftelijk als mondeling te rapporteren in een
                              leersituatie.
                      • De student Functioneel kan ICT mogelijkheden hanteren, meer bepaald
                              Windows, Word, Internet en E-mail.
                      • De student is bekwaam om op een adequate, zelfstandige en kritische wijze
                              verscheidene terzake bronnen te raadplegen.
                      • De student leert bekwaam te zijn om
                              informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur te kunnen
                              begrijpen en te kunnen interpreteren.

                      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                      Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
                      Secundair onderwijs.
                      Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

                      Andere begincompetenties

                      LEERINHOUDEN
                      • Sociaal gedrag.
                      • Sociale cognitie : persoonsperceptie, vooroordelen, stigmatisering,
                                      indrukvorming, zelfperceptie,attributie.
                      • Aantrekking en persoonlijke relaties.
                      • Sociale invloeden (deïndividuatie, inschikkelijkheid, sociale impact).
                      • Leren van elkaar.
                      • Omgevingsperspectief.
                      • Sociaal-emotionele informatieverwerking.

                      STUDIEMATERIAAL
                      • Cursus met slides uitgave 2010-2011.
                      • (internet)bronnen.

                      WERKVORMEN
                      Soort werkvorm uren  

                      %

                      hoor- en werkcolleges:

                      24

                       lesuren

                        30,77

                      practicum en oefeningen:

                      0

                       lesuren

                        00,00

                      vormen van groepsleren:

                      0

                       lesuren

                        00,00

                      studietijd buiten contacturen:

                      52

                       klokuren

                        66,67

                      Verdere toelichting:

                      EVALUATIE

                      Eerste examenperiode
                      • Schriftelijke summatieve evaluatie (14/20).
                      • Opdracht werkcollege en assessment (6/20): toepassingstaak m.b.t. een aspect uit de sociale psychologie, presentatie van de toepassingstaak  en integratie van begrippen uit de presentaties van medestudenten. Op basis van peer assessment kunnen inviduele scores afwijken van het groepspunt.
                      • Voor schriftelijke rapportage gaat 20% van de punten naar taal en vorm en 80 % naar inhoud.  Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

                      tijd voor examinering
                      uren
                      2

                      %
                       
                       02,56

                      Tweede examenperiode
                      • Schriftelijke summatieve evaluatie (14/20).
                      • Vervangende opdracht (6/20)
                         Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig zoals vermeld aan de betrokken lector te overhandigen.
                      • Voor schriftelijke rapportage gaat 20 % van de punten naar taal en vorm en 80 % naar inhoud.  Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

                       

                       

                      1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Leergroep
                        

                      O.O. heeft componenten: Neen
                      Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
                      Code: 00056
                      Academiejaar: 2010-2011
                      Type: kernondersteunend
                      Niveau: inleidend
                      Programmajaar: 1
                      Periode binnen het modeltraject: Module 1-2-3-4
                      Aantal studiepunten: 4
                      Wegingscoëfficient: 4
                      Totaal aantal contacturen: 58
                      Totaal studietijd: 104
                      Deeltijds programma: deel 1 of 2
                      Examencontract: niet mogelijk
                      Deliberatie: mogelijk
                      Vrijstelling of overdracht: mogelijk
                      Onderwijstaal: Nederlands
                      Lector(en): Adams Carl
                      Der Kinderen Gwenda
                      Hofman Bart
                      Mallentjer Maite
                      Moentjens Gwendy
                      Van Leuvenhaege Sarah
                      Vandersteene Tom
                      Verreyken Sarah


                       

                      KORTE OMSCHRIJVING

                      De leergroep is een didactische werkvorm waar de student in groep (ca. 12 tot 20 studenten) begeleid wordt:

                      - om te werken aan de beroepspersoonlijkheid en de attitudes

                      - om te werken rond de verkenning van het eigen referentiekader en dat van de anderen

                      - in het individueel leertraject

                      De leergroep is een apart opleidingsonderdeel dat kadert binnen de reflectieve leerlijn die doorheen de hele opleiding loopt.  De leergroep wordt begeleid door een lector met eigen competenties op het vlak van  (leer)proces- en groepsbegeleiding. 


                      COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
                       Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

                      Algemene competenties

                      • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
                      • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
                      • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
                      • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
                      • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
                      • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
                      Algemene beroepsgerichte competenties
                      • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
                      Beroepsspecifieke competenties
                      • OM314 Organiseert woon-, leer-,werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodische, planmatige wijze. Begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodisch, planmatige wijze. Hanteert een instrumentarium van muzisch-agogische methoden. Hanteert bewust en doelgericht orthopedagogische grondvormen.
                      • OM318 Ondersteunt en ontwikkelt netwerken van de cliënt. Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem. Brengt verbindingen tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt / het cliëntsysteem leeft en werkt.

                      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
                      • De student heeft zicht op de eigen leerstijl en het eigen leerproces. De student is in staat de eigen studiemethode en studieplanning te optimaliseren en neemt hierin een actieve rol.
                      • De student heeft kennis van belangrijke begrippen die gehanteerd worden binnen het werken rond attitudes, de student herkent en benoemt de eigen attitudes en de leerpunten hierin. De student gaat op zoek naar wegen om de vastgestelde leerpunten weg te werken en kan zijn evolutie weergeven. De student kan bij medestudenten de attitudes herkennen en benoemen.
                      • De student kan de thema's rond communicatie toepassen in een leergroepproces. Hij kan ze benoemen en er concreet mee werken.
                      • De student is in staat feedback te ontvangen en kan navraag doen om de ontvangen feedback te optimaliseren. De student is in staat om op een opbouwende manier feedback te formuleren. De student vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
                      • De student kent de begrippen i.v.m. leren reflecteren. De student kent de reflectiecyclus en kan deze toepassen op een situatie uit de leergroep en/of het dagelijks leven. De student kan de descriptieve, emotionele, evaluatieve en theoretische dimensie toepassen op een ervaring.
                      • De student kan de ervaringen van de orthoritten/ inleefweek integreren in zijn leerproces als toekomstig opvoeder-begeleider, hij rapporteert hierover in zijn portfolio en in de leergroep.
                      • De student is in staat door middel van de portfolio en in de leergroep uiting te geven aan zijn leerproces als toekomstig opvoeder-begeleider. Hij geeft zijn interne dialoog weer in zijn portfolio. 
                      • De student getuigt van een groepsgerichte ingesteldheid. Hij heeft respect voor de eigenheid en inbreng van een medestudent. Hij werkt op coöperatieve manier samen, motiveert, stimuleert, enthousiasmeert, neemt verantwoordelijkheid op in de leergroep.
                      • De student toont betrokkenheid en initiatief tijdens de leergroepbijeenkomsten.

                      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
                      Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
                      geen
                      Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

                      geen


                      Andere begincompetenties
                      Eindtermen hoger secundair onderwijs
                      LEERINHOUDEN
                      • leren leren
                      • leren reflecteren
                      • attitudes
                      • groepswerk, groepsvorming 
                      • communicatie
                      • praktijkervaringen zoals inleefweek en orthoritten
                      • actuele thema's
                      • de leergroep staat steeds in verbinding met de inhouden van de opleidingsonderdelen van de 4 modules

                      STUDIEMATERIAAL
                      • Syllabus voor de leergroep met onder meer de attitudesteekkaart, reflectiecyclus, leidraden voor reflectieverslagen en het eindsyntheseverslag.
                      • Portfolio als leermiddel.

                      WERKVORMEN
                      Soort werkvorm uren  

                      %

                      hoor- en werkcolleges:

                      0

                       lesuren

                        00,00

                      practicum en oefeningen:

                      56

                       lesuren

                        48,28

                      vormen van groepsleren:

                      0

                       lesuren

                        00,00

                      studietijd buiten contacturen:

                      58

                       klokuren

                        50,00

                      Verdere toelichting:
                      • 2 contacturen per week
                      • Groepsleren
                      • Reflectieopdrachten
                      • Individuele opdrachten aansluitend bij het leerproces van de student in de leergroep
                      • Activiteiten gericht op ervaringsleren
                      • Portfolio
                      • Buiten de contacturen wordt ook zelfstandig werk gevraagd; de student neemt deel aan 3 activiteiten in het kader van groepsorthoritten (module 1, 2 en 3) en 3 activiteiten in het kader van individuele orthoritten ( vrij te plannen tijdens de 4 modules) en illustreert deze in zijn portfolio.

                      EVALUATIE

                      Eerste examenperiode
                      • Summatief assessment
                      • Permanente evaluatie: 10/20
                      • Portfolio: 10/20
                      • De student levert op het einde van de vierde module een portfolio af met specifieke opdrachten. Om de student kwaliteitsvol te begeleiden in de weergave van zijn proces in de portfolio, worden er minstens 2 formatieve feedbackmomenten georganiseerd:

                        1. vast moment voor iedereen: na module 1 wordt de portfolio afgegeven.
                        2. flexibel moment  (ten vroegste vanaf module 2): op vraag van de student wordt de portfolio ingediend
                        3. andere flexibele momenten kunnen in overleg worden georganiseerd

                                Momenten 1 en 2 zijn dus verplicht. Indien dit niet gebeurt, kan dit tot puntenverlies leiden.

                                Na momenten 1 en 2 krijgt de student schriftelijk feedback m.b.t. portfolio, permanente evaluatie

                                en algemeen functioneren. Indien gewenst kan de student nog een mondelinge toelichting bij deze

                                schriftelijke feedback vragen 

                      • Op het einde van module 3 heeft er een groepsevaluatie plaats.
                      • Voor schriftelijke rapportage kan er, vanaf module 2, tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm.

                       


                      tijd voor examinering
                      uren
                      2

                      %
                       
                       01,72

                      Tweede examenperiode
                      • De behaalde punten van permanente evaluatie worden voor 40% overgedragen vanuit de eerste examenperiode. Er wordt een mondeling examen georganiseerd voor 6 op 20 punten
                      • De behaalde punten op portfolio worden voor 40% overgedragen vanuit de eerste examenperiode. Er wordt een opdracht gegeven m.b.t. de portfolio voor 6 op 20 punten.
                      • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.